Cahier 29 - Duurzaam werk(t)
3.2 Werknemersprofielen

Met betrekking tot de profielen van de werknemers beschrijven we in dit algemene deel alleen de kenmerken die uitgevraagd zijn in de eerste meting (de nulmeting). De gegevens vanuit meting 2 en meting 3 worden meegenomen in de casusbeschrijvingen in hoofdstuk 4. We beschrijven op groepsniveau de persoonlijke achtergrond van de werknemers en de werkomstandigheden waarin zij verkeerden gedurende het startmoment van monitoring.

Persoonlijke kenmerken

Bij de start van het onderzoek hebben vijftien werknemers vragenlijsten in gevuld.1 Van de werknemers die geïncludeerd zijn, is het merendeel man (n=10). Vijf deelnemers zijn vrouw. Hun leeftijd varieert van 21 tot 55 jaar, met een gemiddelde van 35 jaar. Het initiële opleidingsniveau van deze werknemers is over het algemeen laag: drie van hen hebben geen diploma, zes zijn lager opgeleid (lbo/vmbo/mavo/mbo1) en vijf hebben geen vervolgopleiding gedaan (havo/vwo/mbo2/3/4). Eén werknemer heeft een universitaire opleiding afgerond. De meerderheid van de geplaatste werknemers is dus niet in het bezit van een startkwalificatie.

Zeven werknemers hebben een psychische of verstandelijke beperking en drie werknemers hebben een fysieke beperking. Twee werknemers geven aan een andere beperking te hebben (waarvan er één specifiek autisme noemt) en drie werknemers geven aan niet te weten welke beperking ze hebben. Voor ongeveer een derde van de werknemers is het (nog) lastig om met deze beperking te leven, haar te accepteren en ermee om te gaan (tabel 3.9). Voor niemand vormt deze beperking een zware belemmering voor het huidige werk: volgens elf werknemers vormt ze een lichte belemmering en volgens vier werknemers zelfs geen belemmering om te werken in de huidige functie.

Elf werknemers beoordelen hun gezondheid als goed, de anderen vinden hun gezondheid redelijk. Acht werknemers hebben het afgelopen half jaar niet verzuimd. De werknemers die wel verzuimd hebben, deden dit gemiddeld twee keer (range 1-4), met een gemiddelde totale duur van circa 6,5 werkdag (range 1-25 dagen).

Tabel 3.9 | Omgaan met de ziekte of beperking (N=15, T0)

Niet

Een beetje

In sterke mate

Helemaal

Ik kan de problemen die mijn beperking met zich meebrengt aan

-

5

6

4

Ik heb met mijn beperking leren leven

1

5

3

6

Ik kan mijn beperking goed accepteren

1

5

5

4

Ik kan goed met mijn beperking omgaan

1

4

4

6

Geloof in eigen kunnen

Tijdens de eerste meting zijn de werknemers vrij positief over hun eigen kunnen of self-efficacy (tabel 3.10). De meesten weten zeker dat zij hun taken goed kunnen uitvoeren (n=12) en dat ze het werk aankunnen (n=11).

Tabel 3.10 | Self-efficacy, geloof in eigen kunnen (N=15, T0)

(Helemaal) mee oneens (n)

Neutraal (n)

(Helemaal) mee eens (n)

Ik weet zeker dat ik een goede werknemer ben

-

6

9

Ik weet zeker dat ik mijn taken goed kan uitvoeren

1

2

12

Ik weet zeker dat ik het werk aankan

-

4

11

Ik weet zeker dat ik mijn werk volhoud, ook als het even niet goed gaat

2

4

9

Ik weet zeker dat ik mogelijke problemen kan oplossen

1

6

8

Copingstijl

De meeste werknemers hebben een vrij actieve copingstijl (tabel 3.11). Over onder andere het ingrijpen bij problemen, het op een rij zetten van problemen en proberen het probleem op verschillende manieren te bekijken zijn de meningen meer verdeeld.

Tabel 3.11 | Copingstijl, omgaan met problemen (N=15, T0)

(Helemaal) mee oneens (n)

Neutraal (n)

(Helemaal) mee eens (n)

Ik grijp direct in als er problemen zijn

1

6

8

Ik bekijk een probleem op verschillende manieren

2

4

9

Ik bedenk verschillende mogelijkheden om een probleem op te lossen

1

4

10

Als ik een oplossing heb bedacht, voer ik hem ook uit

1

3

11

Ik zet problemen eerst op een rij

2

6

7

Werkkenmerken

Type contract

Op het moment van de eerste meting hadden vier werknemers een vast contract en negen werknemers waren tijdelijk in dienst. Eén werknemer werkt op een leerwerkplek/stage. Eén werknemer is gedetacheerd en één werknemer geeft aan dat het om een participatiebaan gaat. Bijna alle werknemers zijn (zeer) tevreden met hun werk (n=14), slechts één werknemer scoort neutraal op deze vraag.

Tijdens de eerste meting ontvangen vijf werknemers naast hun werk nog een uitkering: één keer WIA, drie keer Wajong en één keer WW). Eén persoon geeft aan recht op Wajong te hebben, maar daar geen gebruik van te maken. De andere werknemers ontvangen ook geen uitkering.

Motivatie om te werken

Tijdens de eerste meting is de motivatie om te werken vooral intrinsiek. Voor vrijwel alle werknemers is werk een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven en een bron van tevredenheid, zingeving, onafhankelijkheid en sociale contacten (tabel 3.12). Werken betekent voor de meesten dus méér dan alleen geld. Verplichtingen van de gemeente of het UWV en verwachtingen van de omgeving zijn voor de meeste werknemers geen reden om te werken.

Tabel 3.12 | Motivatie om te werken (N=15, T0)

(Helemaal) mee oneens (n)

Neutraal (n)

(Helemaal) mee eens (n)

Werk is een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven

-

2

13

Het hebben van een baan is een bron van tevredenheid in het leven

-

3

12

Een baan betekent voor mij meer dan alleen geld

-

1

14

Ik wil werken omdat ik werken leuk vind

-

4

11

Ik wil werken omdat ik niet afhankelijk wil zijn van een uitkering

-

-

15

Ik wil werken omdat ik graag contact heb met andere mensen

-

2

13

Ik wil werken omdat ik dan iets doe wat zinvol is

-

2

13

Ik wil werken omdat het moet van de gemeente of UWV

12

1

2

Ik wil werken omdat dat verwacht wordt door mijn omgeving

8

4

3

Arbeidsomstandigheden

De werknemers is tot slot gevraagd naar de arbeidsomstandigheden waaronder zij werken (tabel 3.13). De meeste werknemers geven aan dat ze soms/regelmatig snel moeten werken, veel werk te doen hebben of extra hard moeten werken om iets af te krijgen. Het werk vraagt van de meeste werknemers veel concentratie en/of aandacht. De meerderheid van de werknemers geeft aan beperkte regelmogelijkheden te hebben ten aanzien van bepaalde aspecten van de uitvoering van hun werk. Dat betreft vooral de planning van werkzaamheden en het werktempo. De meesten kunnen wel zelf bepalen hoe ze het werk uitvoeren of het werk onderbreken als ze dat nodig vinden. Over de sociale steun van collega’s en leidinggevenden zijn de respondenten positief. Alle respondenten geven aan op hun collega’s én directe leidinggevenden te kunnen rekenen en ze om hulp te kunnen vragen als dat nodig is. De werknemers voelen zich in hun werk ook gewaardeerd door hun collega’s en directe leidinggevende.

Tabel 3.13 | Arbeidsomstandigheden (N=15, T0)

Nooit

Soms

Vaak

Altijd

Moet u erg snel werken?

5

8

1

1

Heeft u te veel werk te doen?

6

6

3

-

Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?

3

10

2

-

Vraagt uw werk veel concentratie?

-

5

7

3

Moet u op veel dingen tegelijk letten tijdens uw werk?

4

7

4

1

Vereist uw werk dat u er voortdurend uw aandacht bij moet houden?

1

5

8

1

Wordt er door anderen een persoonlijk beroep op u gedaan in uw werk?

2

7

5

1

Heeft u in uw werk contacten met lastige klanten of patiënten?

8

6

1

-

Moet u voor uw werk mensen kunnen overtuigen of overreden?

8

6

-

1

Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden?

3

6

4

2

Heeft u invloed op het werktempo?

3

4

3

5

Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert?

1

2

8

4

Kunt u uw werk even onderbreken als u dat nodig vindt?

-

3

7

5

Kunt u uw werk zelf indelen?

2

3

7

3

Kunt u op uw collega’s rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk krijgt?

-

-

9

6

Kunt u als dat nodig is uw collega’s om hulp vragen?

-

-

5

10

Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw collega’s?

-

2

6

7

Kunt u op uw directe leiding rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk krijgt?

-

-

7

8

Kunt u als dat nodig is uw directe leidinggevende om hulp vragen?

-

-

8

7

Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding?

-

1

6

8

1 

In de nulmeting zijn de data van één werknemer meegenomen die na deze vragenlijst niet meer gevolgd is, en waar geen overige data van zijn. Daarom schrijven we eerder in dit cahier over veertien werknemers. Daarnaast bestond een van de cases aanvankelijk uit twee werknemers. Beiden zijn gevolgd. Een van deze werknemers had echter (nog) geen betaald dienstverband en is uiteindelijk ook met het onbetaalde dienstverband gestopt. Om deze reden is deze persoon niet in de casusbeschrijvingen meegenomen. Verder bestaat casus 12 uit twee werknemers die bij één werkgever werken.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document