Uit ons onderzoek blijkt dat robotisering kan leiden tot uiteenlopende veranderingen in arbeidsbelasting oftewel werkeisen (zie paragraaf 4.3), waardoor kansen en bedreigingen ontstaan voor mensen met en mensen zonder beperkingen (zie hoofdstuk 5). Met deze veranderingen, kansen en bedreigingen – zoals in dit onderzoekscahier geïnventariseerd – veranderen ook het werkveld en de actiemogelijkheden van de arbeidsdeskundige.
We zien de volgende gevolgen voor het arbeidsdeskundig handelen:
Preventie
De verwachting is dat steeds meer werkprocessen in steeds hogere mate worden gedigitaliseerd of gerobotiseerd, waardoor de werkeisen vaak danig veranderen. Deze veranderde werkeisen leiden mogelijk tot een verschuiving in de disbalansen binnen bepaalde functieprofielen. Het is van belang dat de arbeidsdeskundige de veranderingen in werkeisen als gevolg van robotisering kan herkennen en weet hoe deze doorspelen in het ontstaan van disbalansen. De arbeidsdeskundige kan deze kennis toepassen voor de preventie van disbalansen bij groepen werkenden, of op individueel niveau voor een werkende die een beginnende disbalans ervaart. Zo kan de arbeidsdeskundige adviezen geven over de juiste robotvorm, bijvoorbeeld cognitieve of fysieke ondersteuning, of een combinatie van beiden. Hij kan ook adviseren over welke taken je door robots of juist door werknemers laat doen (taakallocatie), zodanig dat werkeisen op de capaciteiten van de werknemers zijn afgestemd en er geen disbalansen ontstaan.
Verzuim, arbeidsongeschiktheid en re-integratie
Voor een individu met beginnende disbalansen of verzuim in een gerobotiseerde omgeving, of bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie naar een nieuwe functie, kan de arbeidsdeskundige meedenken over hoe de werkende in een bepaalde omgeving zo goed mogelijk te ondersteunen is. Dit kan bijvoorbeeld door het benutten van (aanvullende) robotondersteuning, door een aanpassing in het takenpakket of door een aanpassing in de organisatie van het werk. Daarvoor moet de arbeidsdeskundige de mogelijke effecten van specifieke robotvormen op werkeisen kunnen herkennen en vergelijken met de functionele mogelijkheden van de cliënt.
Het is dan ook noodzakelijk dat de arbeidsdeskundige:
De aard en mate van robotondersteuning kan herkennen.
De veranderingen in werkeisen door de aanwezige robotvorm kan herkennen.
Gevolgen voor mensen met en zonder beperkingen (mogelijke disbalansen die kunnen ontstaan) kan herkennen.
Inzicht heeft in de kansen en bedreigingen als gevolg van de aanwezige robotisering voor mensen met specifieke beperkingen en mensen zonder beperkingen.
De kansen van robotisering kan benutten en de bedreigingen kan wegnemen:
binnen de bestaande robotisering, bijvoorbeeld door adviseren over instellingen van de robot/cobot/cognitieve ondersteuning/digitalisering;
door de inzet van aanvullende technische voorzieningen die mogelijk zijn door robotisering;
door aanpassingen in de organisatie van het werk, zoals taakallocatie: herverdeling van taken tussen robot en mens (zowel bij bestaande als nieuwe robotisering).