4.3 Gevolgen robotisering op de arbeidsbelasting – op basis van casuïstiek | Arbeidsdeskundigen

Cahier 21 – Robotisering en de gevolgen voor arbeidsbelasting en het arbeidsdeskundig vak
4.3 Gevolgen robotisering op de arbeidsbelasting – op basis van casuïstiek

Om inzicht te krijgen in de gevolgen van robotisering op de arbeidsbelasting in de praktijk, zijn vier bedrijven met verschillende vormen van robotisering bezocht. Het gaat om de volgende cases.

Case 1

Een voorbeeld van fysieke robotondersteuning (met hoge automatiseringsgraad) is een industriële kooirobot in een keuringslaboratorium van een metaalbedrijf. Voordat producten naar de klant gaan, vindt keuring op sterkte plaats. Een kooirobot (een volledig afgeschermde robot) zorgt ervoor dat de samples, die daarvoor uit de producten worden genomen, precies de juiste afmetingen hebben. Voorheen werd dit door machinebankwerkers gedaan op verschillende machines. Aanleiding voor de ontwikkeling en invoering van de kooirobot was een toename van de productiestromen. Het huidige systeem met robot werkt sneller, kan dag en nacht doorwerken en maakt minder fouten dan bij de handmatige uitvoering.

Case 2. Pick-to-light systeem voor perceptief-cognitieve ondersteuning bij een assemblagetaak

Case 2

Een voorbeeld van een perceptief-cognitieve ondersteuning is een pick-to-light-systeem bij een assemblagetaak. Lampjes geven aan welk onderdeel op welk moment moet worden gepakt. Ook geven visuele instructies op een beeldscherm gedetailleerd aan hoe de onderdelen te monteren. Voorheen las de operator van een tekening af in welke volgorde en met welke werkwijze de onderdelen moesten worden geassembleerd. De operator moest dan zelf de juiste onderdeeltjes op het juiste moment pakken en bedenken op welke wijze hij deze moest monteren. Het nieuwe systeem is ingevoerd om de toenemende vraag naar het betreffende product aan te kunnen met hetzelfde aantal medewerkers.

Case 3

Digitalisering van een administratief proces in een overheidsinstelling is een voorbeeld van perceptief-cognitieve ondersteuning (waarbij de automatiseringsgraad hoog is). Het gaat hier om het controleren en vaststellen van jaarrekeningen. Voorheen was dit een geheel papieren proces. Tegenwoordig is het proces grotendeels gedigitaliseerd en vindt het dus nagenoeg geheel met de computer plaats. De motivatie om over te stappen op een digitaal systeem was meegaan met de tijd en een snellere afhandeling.

Case 4

Toepassing van een robotarm in een beschutte werkplaats is een voorbeeld van fysieke robotondersteuning. In de productieomgeving van dit bedrijf in België werken mensen met beperkingen. Het is in die zin te vergelijken met een bedrijf binnen de Nederlandse sociale werkvoorziening. Een van de gerobotiseerde taken in dit bedrijf is het verlijmen van twee onderdelen van een kunststofproduct. Deze taak kon geen van de medewerkers goed uitvoeren, omdat het om hele precieze (fijnmotorische) en complexe handelingen tegelijk vroeg: de tube vasthouden, het product in de juiste positie draaien en de lijm er heel gedoseerd opspuiten. Dankzij ondersteuning door de robotarm kan het bedrijf dit product blijven leveren aan de klant. Daarnaast heeft dit bedrijf op dit moment verschillende andere vormen van robotondersteuning (te weten pick-to-light; visuele instructiesystemen) al in een proefopstelling staan, met het doel deze binnenkort in te zetten in de productie. Ook werkt dit bedrijf met lasrobots en geautomatiseerde magazijnen met afgeschermde kooirobots.

4.3.1 Gevolgen voor fysieke werkeisen

De resultaten van de analyse van effecten op de arbeidsbelasting van de eerste drie cases zijn opgenomen in bijlage 1. De vierde case omvatte verschillende voorbeelden van robotondersteuning. Een uitgebreide analyse per ondersteuningsvorm was binnen dit onderzoek niet mogelijk. Daarom is deze case gebruikt om de resultaten te toetsen en aan te vullen. In tabel 4.2 tot en met 4.5 zijn de resultaten voor deze vier cases samengevat voor achtereenvolgens de fysieke werkeisen, de psychosociale werkeisen, de perceptief-cognitieve werkeisen en de fysische (omgevings)werkeisen. De aspecten binnen die vier domeinen zijn waar mogelijk samengevoegd en aangevuld en/of samengevoegd met aspecten uit de FML/CBBS.

In tabel 4.2 tot en met 4.5 zijn de gevolgen voor fysieke ondersteuning (tweede en derde kolom) gebaseerd op case 1, gevolgen voor perceptief-cognitieve ondersteuning (vierde en vijfde kolom) zijn gebaseerd op case 2 en 3. Informatie uit het vierde bedrijf betrof beide vormen van ondersteuning en is dan ook in beide kolommen gebruikt. Bovendien zijn de resultaten getoetst aan, en aangevuld met, het oordeel van twee deskundigen op het gebied van robotisering en arbeidsbelasting.

Tabel 4.2 Effect van robotondersteuning op fysieke werkeisen. De werkeisen zijn afkomstig uit ALERT, aangevuld met items uit FML/CBBS (vetgedrukt).

↑ betekent: werkeisen worden hoger; ↓betekent: werkeisen worden lager; = betekent: werkeisen blijven gelijk.

Fysieke werkeisen

Fysieke ondersteuning

Perceptief-cognitieve ondersteuning

Energetische inspanning.

↓↑=

Inspanning vermindert doordat fysieke taken (inpak- en transporttaken) worden overgenomen; bij bevoorrading (bijvoorbeeld bij kooirobot of cobot) kan inspanning toenemen als de robot moet blijven draaien; in andere gevallen weinig verandering.

=

Geen verandering verwacht.

Langdurig zitten zonder afwisseling met staan/ lopen.

↓↑

Zitten neemt vaak toe bij het overnemen van fysiek zware taken. Zitten kan afnemen bij bevoorrading en toenemen bij montagetaken + operator support (PTL).

Langdurig zitten kan toenemen bij toename van werken met de computer en door meer eenzijdige resttaken in de productie.

Gebruik van de benen: lopen, traplopen, klimmen.

↓↑=

Lopen neemt af bij het overnemen van fysieke taken (bijvoorbeeld inpak- en transporttaken); als het tempo van de bevoorrading omhoog gaat (bijvoorbeeld kooirobot), neemt lopen juist toe; in andere gevallen is er weinig verandering; voor traplopen en klimmen zal er weinig veranderen.

=↓

Geen verandering behalve voor afwisseling van houding: door meer beeldschermwerk en meer eenzijdige resttaken is de houding minder gevarieerd.

Gebruik van de benen: geknield/gehurkt werken.

↓↑

Kan afnemen als de robot bijvoorbeeld onderhoudstaken overneemt, en toenemen als de medewerkers zelf zorgen voor machineonderhoud.

=

Geen verandering verwacht.

Gebruik van de benen: langdurig staan.

↓↑

Afhankelijk van de taken die worden overgenomen.

=

Geen verandering verwacht.

Gebruik van de nek: met gebogen nek/hoofd werken, hoofdbewegingen maken, het hoofd in een bepaalde stand houden.

↓↑

Afhankelijk van de taken die worden overgenomen.

Door toename van computerwerk/meer eenzijdige resttaken kan de nek meer statisch belast worden; bij instructies vanaf een scherm kan de nekhouding ongunstig veranderen.

Houding en beweging rug: gebogen of getordeerd werken (statische houdingen), (frequent) buigen.

↓↑

Afhankelijk van de taken die worden overgenomen; bij overname van taken als orderpicken, metaalbewerking, assemblage- of inpaktaken kan de rugbelasting verminderen.

=

Geen verandering verwacht.

Gebruik armen: met geheven bovenarmen werken/boven schouderhoogte/frequent reiken.

↓↑

Zie vorige punt: hoge armbelasting zal vaak afnemen; afhankelijk van de resttaken kan het armgebruik eenzijdiger/repeterender worden, tenzij juist deze taken worden overgenomen.

=

In productieomgeving maken perceptuele/cognitieve taken plaats voor fysieke taken, waardoor (repeterend) armgebruik toe kan nemen; in de kantooromgeving geen verandering verwacht.

(Vaak zware lasten) tillen, dragen.

(Vaak zware lasten) duwen of trekken.

↓=

Bij vervanging van bijvoorbeeld inpak- en transporttaken (gerobotiseerd magazijn) of palletiseren zal de krachtuitoefening sterk verminderen, in andere gevallen weinig verandering.

=

Geen verandering verwacht.

Ongunstige onderarm/ polsstanden.

↓↑

Afhankelijk van de taken die worden overgenomen: sterk belastende taken kunnen worden overgenomen, maar de belasting kan ook toenemen als er meer repeterend werk overblijft.

In productieomgeving maken perceptuele/cognitieve taken plaats voor fysieke taken, waardoor repeterende belasting/ ongunstige polsstanden met hogere frequentie kunnen voorkomen. Ook toename van werken met de computer leidt tot een toename van ongunstige onderarm/polsstanden.

Trillingsbelasting: hele lichaams- of hand-armtrillingen.

Afname hele lichaamstrillingsbelasting in geval van gerobotiseerd magazijn (minder op heftrucks rijden); afname van hand-armtrillingsbelasting als robots taken met aangedreven gereedschap vervangen.

Sommige robots veroorzaken mogelijk zelf meer trillingen.

=

Geen verandering verwacht.

Vaak kleine/middelgrote krachten met de armen/ handen.

Repetitieve/fijnmotorische hand- en vingerbewegingen maken; werken met toetsenbord en muis; schroefbewegingen;

speciale handgrepen.

Afname van fijnmotorische precisietaken die voor mensen moeilijk zijn uit te voeren (geldt met name voor kooirobots en cobots).

Potentiële toename van eenzijdig en mogelijk ook repeterend werk, hoewel dit ook juist goed is over te nemen door robots.

Toename van werken met beeldschermen.

In de productieomgeving maken perceptuele/cognitieve taken vaak plaats voor fysieke taken, waardoor de repeterende belasting kan toenemen, alsmede daarbij optredende krachten en houdingen, bijvoorbeeld bij assemblage en orderpicken.

Voor fijnmotorisch handelen zijn er geen veranderingen te verwachten.

Kantoor: werken met de computer en dus met toetsenbord/muis neemt toe.

Bij zowel fysieke als perceptief-cognitieve robotondersteuning moet rekening worden gehouden met een toename van beeldschermwerk, meer eenzijdige, statische of repeterende belasting, meer zitten en minder staan en lopen.

Bij robotvormen die fysieke ondersteuning geven, zijn – zoals eerder gezegd – de consequenties voor de werkeisen sterk afhankelijk van de context. De verwachting is wel dat robots vaak fysiek zware of sterk repeterende (en daarmee ook voorspelbare) taken gaan overnemen. In die gevallen zal het werk minder kracht of minder sterk repeterende belasting en minder energetische inspanning vragen. Wat repeterend werk betreft, moeten we echter ook rekening houden met een tegenovergesteld effect, namelijk (in het geval van robotisering van zwaar werk) een verschuiving naar licht werk dat juist veel repeterender en monotoner is. Daarbij zien we vaak een verschuiving van fysieke naar cognitieve taken. Bij robotisering van fysiek werk met trillingen zien we de trillingsbelasting afnemen.

Bij robots die fijnmotorische taken overnemen, zien we een afname van de precisie-eisen en de spierbelasting die dit met zich mee brengt.

Bij robotvormen die perceptief-cognitieve ondersteuning geven, liggen gevolgen voor de fysieke eisen van het werk misschien niet voor de hand. Toch treden er verschuivingen op. We zien bijvoorbeeld dat bij perceptief-cognitieve ondersteuning de tijd voor het ‘denken en besluiten’ afneemt, waardoor er meer tijd is voor fysieke handelingen. Dit betekent meer repeterend en statisch werk. Ook zien we soms meer werken met de computer, wat kan leiden tot meer armgebruik, ongunstige onderarm/polsstanden en repeterende belasting.

4.3.2 Gevolgen voor psychosociale werkeisen

Tabel 4.3 Effect van robotondersteuning op psychosociale werkeisen. De werkeisen zijn afkomstig uit ALERT, aangevuld met items uit FML/CBBS (vetgedrukt).

↑ betekent: werkeisen worden hoger; ↓betekent: werkeisen worden lager; = betekent: werkeisen blijven gelijk

Psychosociale werkeisen

Fysieke ondersteuning

Perceptief-cognitieve ondersteuning

Werkdruk: snel moeten werken, veel werk in weinig tijd, pieken, hectisch werk; veelvuldige deadlines en productiepieken, hoog werktempo.

↑↓

De werkdruk/piekdrukte neemt toe omdat de robot ‘niet stil mag staan’: er is altijd nieuwe invoer nodig. Als de robot draait, kunnen andere taken worden gedaan.

Aan de andere kant: bij robots met grotere veiligheidsrisico’s, zal de snelheid lager zijn dan maximaal. Dan betekent meer robots en minder werkdruk.

= ↑

De werkdruk/piekdrukte blijft gelijk of neemt toe, doordat het systeem een hogere productiesnelheid dicteert.

Veelvuldige verstoringen en onderbrekingen in het werk; het werk loopt anders dan gepland.

↑↓

De kans op verstoringen van het werk neemt toe. Verstoringen moeten zo snel mogelijk worden verholpen; dit kan de werkdruk verhogen. Omvang is afhankelijk van de kwaliteit van de robot. Werk is niet anders dan gepland vanwege hoge mate van standaardisatie.

De kans op verstoringen neemt toe, doordat meer met de computer wordt gewerkt en met verschillende systemen (problemen met de server of internet; storingen in systemen).

Snelheid afhankelijk van tempo collega’s of van de robot.

= ↑

De snelheid van werken wordt minder afhankelijk van de snelheid van collega’s, maar (mogelijk) meer van de robotsnelheid, vooral bij cobots.

=

Voor afhankelijkheid van collega’s geen veranderingen verwacht; wel kan de snelheid van werken worden bepaald door een systeem als dit storingen vertoont (zie vorige punt).

Tegenstrijdige belangen/ eisen in het werk.

Als het gaat om nauwkeurig werken versus snelheid kan de robot hieraan positief bijdragen door deze taken over te nemen.

Nog steeds snelheid versus nauwkeurigheid, maar de kans op fouten maken neemt af.

Agressie, geweld, intimidatie in het werk,

omgaan met conflicten, emotionele problemen van anderen hanteren.

=

Contextafhankelijk; mogelijk omlaag doordat er minder directe samenwerking is met collega’s.

=

Geen verandering verwacht.

Veelvuldig contact met patiënten of klanten.

Juist minder contact, operators zijn vaak meer werkplekgebonden.

=

Meer, als deze taken overblijven.

Samenwerken/sociale omgang tijdens of rondom werk.

↓↑

Directe samenwerking met collega’s zal afnemen.

Bij cobots is samenwerking juist meer van belang.

=

Geen verandering verwacht.

Contact met collega’s mogelijk; onvoldoende sociale/functionele steun collega’s; terugvallen op collega’s niet mogelijk*; taken kunnen overdragen/ruilen met collega’s.*

↓↑

Minder sociale en functionele steun collega’s, doordat men met minder mensen werkt en fysiek over een groter gebied verspreid aan het werk is; geldt ook voor cobots.

Samenwerking moet goed geregeld zijn, zodat robots/cobots kunnen blijven draaien.

=

Geen verandering verwacht.

Volcontinu/ploegen- of oproepdiensten; voor 7 uur/na 22 uur.

↑↑

Doordat robots ook ’s nachts doorwerken (wat vaak nodig zal zijn om de terugverdientijd te verkorten) zal er mogelijk vaker in ploegendiensten worden gewerkt om te zorgen voor aan-/afvoer.

=

Geen verandering verwacht.

Beducht zijn voor gevaarlijke situaties/persoonlijk risico.

↑↓

Het veiligheidsrisico kan toenemen als de bewegende delen onvoldoende zijn afgeschermd (cobot); een kooirobot zal doorgaans goed zijn afgeschermd. Ook kan een robot juist gevaarlijke taken overnemen (lasrobot, kooirobot).

Verandering van medewerkers (ook in shifts) kan leiden tot minder bekendheid van mogelijke problemen.

=

Geen verandering verwacht.

Werk vereist weinig creativiteit/voorspelbare werksituaties.

↓↑

Afname: de robot en cobot bepalen voor een groot deel wanneer en hoe het werk moet worden uitgevoerd, waardoor creativiteitseisen afnemen.

Toename bij werk waarbij creativiteit vereist is: creatieve taken lenen zich niet goed voor automatisering waardoor deze overblijven voor de mens.

↓↑

Afname: de robot bepaalt voor een groot deel wanneer en hoe het werk moet worden uitgevoerd en ook hoe fouten moeten worden hersteld, waardoor creativiteitseisen afnemen.

Toename bij werk, waarbij creativiteit vereist is: creatieve taken lenen zich niet goed voor automatisering, waardoor deze overblijven voor de mens.

Geen gelegenheid voor ontwikkeling van nieuwe vaardigheden/onvoldoende opleidingsmogelijkheden/geen of nauwelijks doorgroeimogelijkheden.

↑↓

Robotisering kan een bedreiging zijn voor vakmanschap, maar vereist ook nieuwe vaardigheden, dus biedt ontwikkelingsmogelijkheden naar de technische/ICT-kant (bijvoorbeeld ontwerpen en beheren van computersystemen en robots); het gevraagde opleidingsniveau stijgt dan.

↑↓

Robotisering kan een bedreiging zijn voor traditioneel vakmanschap, maar een kans voor ontwikkeling naar de technische/ICT-kant (nieuw vakmanschap: computervaardigheden, kennis van softwarepakketten; ontwerpen en beheren van computersystemen en robots).

Kort-cyclisch/monotoon werk: taken en handelingen zijn weinig gevarieerd.

↑↓

In de cases zijn gerobotiseerde taken minder gevarieerd (monotoner), tenzij juist het kort-cyclische werk wordt overgenomen (hier leent robotisering zich namelijk goed voor).

Taken en handelingen zijn minder gevarieerd en meer kort-cyclisch: doordat een instructiesysteem sneller duidelijk maakt welke handelingen nodig zijn en een inspectiesysteem de controle sneller laat verlopen.

Autonomie (zelf kunnen bepalen hoe, in welke volgorde en in welk tempo wordt gewerkt).

Minder autonomie (vooral in volgorde en tempo) omdat de robot/cobot de volgorde en het tempo grotendeels bepaalt, tenzij de operator mag gaan programmeren en/of systeem beheren.

Er is minder (gevoel van) autonomie, omdat de systemen in grote mate bepalen hoe (welke handelingen, welke volgorde) het werk moet worden uitgevoerd. Het tempo is wel zelf te bepalen, maar dit zal doorgaans hoog zijn.

* Samengevoegd.

In het algemeen geldt ook voor psychosociale werkeisen dat het effect van robotisering afhangt van de wijze waarop het werk eromheen wordt georganiseerd. Werkeisen op het gebied van creativiteit en sociale omgang met anderen lenen zich minder goed voor automatisering, zodat deze aan belang zullen winnen.

Bij zowel fysieke als perceptief-cognitieve robotondersteuning kan de werkdruk toenemen, indien het systeem het tempo dicteert. De fysieke robot moet vaak blijven draaien om de investering terug te verdienen. Daardoor is steeds invoer en uitvoer van producten nodig. Ook neemt de kans op verstoringen toe, hoewel sommige vormen ook juist onzekerheden weghalen. Het werk kan meer monotoon/kort-cyclisch worden, tenzij de robot juist deze taken overneemt. En er valt een afname te verwachten van tegenstrijdige eisen, (gevoel van) autonomie en vereist vakmanschap. Als de robot/cobot grotendeels de uitvoering van het werk bepaalt, neemt op dit gebied ook de vereiste creativiteit af. Tegelijkertijd biedt het mogelijkheden om nieuwe dingen te leren (bijvoorbeeld ICT-vaardigheden). Daar staat tegenover dat door de toenemende robotisering in het algemeen de taken die bijvoorbeeld invoelingsvermogen of creativiteit vergen aan belang zullen winnen, omdat deze zaken lastig te automatiseren zijn (Chui e.a., 2015).

Bij robots die fysieke ondersteuning bieden, kan het werk een meer solitair karakter krijgen. De mogelijkheid voor samenwerking neemt dan sterk af, doordat er minder collega’s in de buurt zijn en/of er minder klantcontacten plaatsvinden (terwijl de noodzaak voor goede samenwerking juist van belang kan zijn om de robot goed te laten functioneren en de vanwege veiligheid (cobot)). Ook zal werken in ploegendiensten toenemen, omdat het systeem blijft draaien.

Bij perceptief-cognitieve ondersteuning blijft het grootste deel van de psychosociale werkeisen gelijk. De sociale omgang tijdens het werk neemt af.

4.3.3 Gevolgen voor perceptief-cognitieve werkeisen

Tabel 4.4 Effect van robotondersteuning op perceptief-cognitieve werkeisen. De werkeisen zijn afkomstig uit ALERT, aangevuld met items uit FML/CBBS (vetgedrukt).

↑ betekent: werkeisen worden hoger; ↓betekent: werkeisen worden lager; = betekent: werkeisen blijven gelijk

Perceptief-cognitieve werkeisen

Fysieke ondersteuning

Perceptief-cognitieve ondersteuning

Visuele waarneming: kleine details met belangrijke betekenis die te zien moeten zijn.

=↑

Afhankelijk van de taken die worden overgenomen. Op het bedieningsscherm van de robot staan vaak belangrijke gegevens die goed te zien moeten zijn.

=↓

De eisen op dit punt zullen omlaag gaan als het visuele ondersteuning betreft; anders geen verandering verwacht.

Auditieve waarneming: belangrijke geluidssignalen gemaskeerd door verstorende signalen/zachte geluiden moeten te horen zijn.

=↑

Doordat het geluidsniveau omhoog gaat, kan dit vaker gaan voorkomen.

=

Geen verandering verwacht.

Je moet je kunnen afsluiten voor irrelevante informatie/geen afleiding door activiteiten van derden.

=↓

Geen verandering verwacht. Bij cobots kan dit afnemen, bijvoorbeeld bij het overnemen van precisietaken.

=↓

Geen verandering verwacht/bij cobot kan dit afnemen bijvoorbeeld als precies aflezen van een tekening wordt overgenomen door operator support die het juiste onderdeel en doellocatie aanwijst (assemblagetaak).

Er moet vaak worden gewisseld tussen taken (schakelen).

=

Er zal verandering optreden in het takenpakket, maar er is geen algemeen effect aan te geven; geldt ook voor cobot.

=

Geen verandering verwacht.

De aandacht moet verdeeld worden tussen meerdere taken (tegelijk).

↑↓

Er zal verandering optreden in het takenpakket, maar er is geen algemeen effect aan te geven; bij een cobot neemt dit af als deeltaken worden overgenomen.

↑↓

Er zal verandering optreden in het takenpakket, maar er is geen algemeen effect aan te geven.

De aandacht mag niet verslappen (autorijden/gevaarlijke machines bedienen).

↑↓

Taken waarbij de aandacht niet mag verslappen, nemen bij overname door de robot af, maar zullen ook vaak toenemen (je mag nooit je aandacht laten verslappen bij werken met een robot, vooral niet bij cobots waar echt interactie plaatsvindt tussen mens en robot).

Taken waarbij de aandacht niet mag verslappen nemen af omdat de robot deze taken vaak overneemt.

Er wordt een sterk beroep gedaan op het werkgeheugen/herinneren.

=↓

Geen verandering bij fysieke ondersteuning door robotisering;

bij cobot kan dit afnemen.

Neemt vaak af bij operator support (bij assemblagetaak).

Veel en vaak nieuwe dingen moeten kunnen leren.

↑↓

Er moeten steeds vaker en meer nieuwe dingen worden geleerd. Dit betreft vooral het bedienen van nieuwe (robot)systemen en het kunnen oplossen van storingen.

Bij werken met cobot neemt dit vaak juist af.

Er moeten steeds vaker en meer nieuwe dingen worden geleerd. Dit betreft vooral het bedienen van nieuwe (robot)systemen en het oplossen van storingen.

Probleemoplossend vermogen.

Snel gegevens moeten kunnen zoeken en verbanden leggen; snel beslissingen kunnen nemen; snel kunnen reageren op signalen die duiden op risico.

↑=

↑↓

Er wordt een groter beroep op het probleemoplossend vermogen gedaan, vanwege verstoringen aan de machine. Dit betreft met name softwarematige verstoringen in plaats van mechaniche/technische/elektronische verstoringen. Maar dit hoeft niet altijd heel snel.

Bij (storingsvrije) cobot geen verandering; een afname van probleemoplossend vermogen bij het overnemen van foutengevoelige taken, maar toename van snel kunnen reageren door werken met een bewegende machine (vanwege veiligheidsaspect).

↓=

Deze eisen worden minder hoog als de computer daarin ondersteuning biedt (hangt van robottype af).

Bij perceptuele ondersteuning verwachten we geen verandering; bij cognitieve ondersteuning wordt er minder beroep gedaan op het werkgeheugen (je hoeft de volgorde van het assemblageproces niet te onthouden).

Bij zowel fysieke als perceptief-cognitieve robotondersteuning worden er hogere eisen gesteld aan het leren van nieuwe dingen en in het probleemoplossend vermogen om mogelijke verstoringen op te lossen (tenzij de perceptief-cognitieve ondersteuning deze taak overneemt). De gestelde eisen op het gebied van concentratie/je kunnen afsluiten, blijven gelijk of nemen af bij het overnemen van precisietaken.

Bij fysieke ondersteuning kunnen de eisen aan visuele waarneming toenemen (kleine details aflezen van een bedieningsscherm). De eisen aan auditieve waarneming nemen toe als de robotisering gepaard gaat met meer lawaai. Als een robot taken overneemt met veiligheidsrisico’s, zoals machinale bewerkingen, wordt het minder noodzakelijk om de aandacht niet te laten verslappen. Voor de overige aspecten is geen verandering te verwachten of kunnen veranderingen beide richtingen op zijn.

Bij perceptief-cognitieve ondersteuning zijn op de meeste perceptief-cognitieve werkeisen geen veranderingen te verwachten. Bij visuele ondersteuning nemen de eisen wat betreft visuele waarneming af. Waarschijnlijk treedt er wel verarming op van de cognitieve uitdaging van het werk/probleemoplossend vermogen, tenzij de operator ICT-taken krijgt. Ook wordt er minder een beroep gedaan op het geheugen.

4.3.4 Gevolgen voor fysische werkeisen

Tabel 4.5 Effect van robotondersteuning op fysieke werkeisen. De werkeisen zijn afkomstig uit ALERT, aangevuld met items uit FML/CBBS (vetgedrukt).

↑ betekent: werkeisen worden hoger; ↓betekent: werkeisen worden lager; = betekent: werkeisen blijven gelijk

Fysische werkeisen

Fysieke ondersteuning

Perceptief-cognitieve ondersteuning

Chemische stoffen (giftig, bijtend, irriterend); huidcontact.

=↓

Geen verandering verwacht

Bij cobot kan dit afnemen (in casu lijm).

=

Geen verandering verwacht.

Biologische agentia (veel direct contact met (hoogrisico) mensen).

=

Geen verandering verwacht.

=

Geen verandering verwacht.

Ioniserende/radioactieve of optische straling, elektromagnetische velden.

=

Geen verandering verwacht.

=

Geen verandering verwacht.

(Hinderlijk) lawaai.

De robot geeft meer hinderlijk lawaai dan oude machines (oordoppen nodig).

=

Voor productieomgeving: de robot geeft meer hinderlijk lawaai dan oude machines.

Voor kantooromgeving: niet.

Hitte, koude, tocht.

=↑

Voor productieomgeving: systemen zullen meer hitte produceren. Bovendien zal werken in een clean-room met bedekkende kleding/muts vaker voorkomen. Hierdoor stijgt de hittebelasting.

Voor kantooromgeving: niet.

=↑

Voor productieomgeving: systemen zullen meer hitte produceren, bovendien zal vaker in een clean-room worden gewerkt met bedekkende kleding/muts. Hierdoor stijgt de hittebelasting.

Voor kantooromgeving: niet.

Kans op vallen, struikelen, snijden, branden.

Het veiligheidsrisico kan toenemen als de bewegende delen onvoldoende zijn afgeschermd, maar een robot zal doorgaans goed beveiligd zijn. Een kooirobot is goed afgeschermd. Ook kan een robot juist gevaarlijke taken overnemen (lasrobot, kooirobot).

=

Geen verandering verwacht.

Kans op vrijkomen van gevaarlijke hoeveelheden giftige damp/gas.

Stof, rook, gassen en dampen.

=

Geen verandering verwacht (tenzij het gaat om lasrobots of omdat ze zelf uitlaatgassen produceren).

=

Geen verandering verwacht.

Beschermende middelen.

↑↓

Robot kan zorgen voor meer (hinderlijk) lawaai, waardoor oordoppen nodig zijn. De risico’s op verwondingen zijn juist kleiner; handschoenen zijn niet nodig.

=

Voor productieomgeving: robot kan zorgen voor meer (hinderlijk) lawaai, waardoor oordoppen nodig zijn.

Voor kantooromgeving: niet.

Voor de meeste fysische werkeisen verwachten we geen veranderingen door fysieke of perceptief-cognitieve ondersteuning. Bij beide vormen van ondersteuning kunnen zowel het lawaai als de temperatuur toenemen. Voor het lawaai kan gehoorbescherming nodig zijn. Daarentegen neemt de kans op verwondingen juist weer af, waardoor handschoenen niet meer nodig zijn.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document