Bruikbaarheid van methodieken | Arbeidsdeskundigen

Cahier 9 – Cultureel competente beroepsuitoefening arbeidsdeskundigen
Bruikbaarheid van methodieken

Voor het beeld ten aanzien van de bruikbaarheid voor de arbeidsdeskundige praktijk van een aantal bestaande methodieken voor cultureel competente beroepsuitoefening, maken we gebruik van de informatie uit de expertmeeting met elf arbeidsdeskundigen. In de expertmeeting stonden twee onderwerpen centraal. Enerzijds ging het om de bruikbaarheid van vier methoden voor cultureel competent handelen voor de arbeidsdeskundige praktijk. Dit komt hieronder aan bod. Anderzijds ging het om de toekomstige behoefte aan methodieken voor cultureel competente beroepsuitoefening. Dit komt aan bod in de volgende paragraaf.

Geschiktheid methoden cultureel competent handelen

In de expertmeeting is in kleine groepen gediscussieerd over de geschiktheid van vier methoden voor cultureel competent handelen voor de arbeidsdeskundige praktijk. Het ging daarbij om het TOPOI-model (Hoffman, 2003; Hoffman, 2007), het cultureel interview (Rohlof e.a., 2002; Groen, 2008), cognitieve gedragsmatige interventie (Vink, 2009) en visuele middelen (NIGZ, 2009; NIGZ, ZonMw en Meavita, 2007). In bijlage 4 beschrijven we per methode de achtergronden, doelstelling en werkwijze. We hebben voor deze methoden gekozen omdat zowel uit de literatuur als uit de expertinterviews naar voren kwam dat deze methoden in de sectoren gezondheidszorg, jeugdzorg en re-integratie worden ingezet voor het verder optimaliseren van dienstverlening aan migranten. Hieronder geven we per methode weer hoe de arbeidsdeskundigen die aan de expertmeeting hebben deelgenomen, aankijken tegen de geschiktheid van de methode voor de arbeidsdeskundige praktijk en in hoeverre de methode beantwoordt aan de behoefte van arbeidsdeskundigen op het gebied van cultureel competent handelen.

TOPOI-model

Het TOPOI-model wordt in onder andere de jeugdzorg gebruikt voor de verbetering van interculturele communicatievaardigheden. Het model gaat uit vijf van communicatiegebieden – Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet – waar zich culturele verschillen en misverstanden kunnen voordoen. Het biedt handvatten om met deze misverstanden om te gaan. De arbeidsdeskundigen vinden dat elementen uit het TOPOI-model bruikbaar zijn voor de arbeidsdeskundige praktijk. Het gaat dan met name om (beter) inzicht te krijgen in de context van de klant en om bewustwording van de eigen houding ten opzichte van andere culturen.

‘De kernvragen van het TOPOI-model zijn een voorwaarde om een gesprek te voeren. Eigenlijk is een methode hiervoor niet nodig, een arbeidsdeskundige zou dat al moeten kunnen, maar in de praktijk is dat niet altijd het geval.’

De arbeidsdeskundigen zien met name een rol weggelegd voor het TOPOI-model als een instrument om extra bagage (kennis en houding) op te doen in de opleidingsfase van de arbeidsdeskundige.

Cultureel interview

Het cultureel interview is ontworpen om culturele informatie te verkrijgen van een cliënt. Deze culturele informatie heeft onder meer betrekking op de culturele identiteit, culturele verklaringen omtrent de ziekte, culturele factoren in de psychosociale omgeving en het functioneren van de cliënt en culturele elementen in de relatie tussen de cliënt en de hulpverlener. Voor elk aspect zijn meerdere vragen geformuleerd om de gewenste informatie te verkrijgen. Op basis van alle informatie samen is het mogelijk een zogenaamde Cultural Formulation van de cliënt te schrijven. Het culturele interview is afkomstig uit de GGZ, maar kent inmiddels verschillende versies (langere en kortere) en wordt toegepast in verschillende sectoren. De meeste arbeidsdeskundigen die deelnamen aan de expertmeeting zijn van mening dat het cultureel interview minder bruikbaar is voor de arbeidsdeskundige praktijk. De arbeidsdeskundigen wijzen met name op de lengte van het interview, de insteek (erg op de klacht gericht en erg medisch) en de gestructureerde werkwijze. Enkele arbeidsdeskundigen geven aan bepaalde elementen van de methode wel bruikbaar te vinden. Hierbij gaat het met name om de vragen naar de culturele identiteit, culturele verklaringen omtrent de ziekte en culturele factoren in de psychosociale omgeving en het functioneren van de cliënt. De arbeidsdeskundigen vinden dit met name bruikbaar in specifieke situaties, zoals een langdurig (re-integratie)-traject.

Cognitieve gedragmatige interventie

De basis van cognitieve gedragstherapie (CGT) wordt gevormd door het zogenaamde cognitieve model. Dit model beschrijft hoe gedachten over een situatie tot gedrag en gevoelens leiden. Dit wordt schematisch weergegeven in een zogenaamd ABC-schema:

A. Gebeurtenis

B. Gedachten

C. Gevoel/Gedrag

De interventies van CGT richten zich primair op het veranderen van de B in het ABC-schema, wanneer blijkt dat deze gedachte irrationeel of niet-helpend is. De nadruk ligt op het wijzigen van de manier van denken die mensen met een (emotioneel) probleem hanteren. Er bestaan verschillende vormen van CGT. Ook ten aanzien van deze methode zien de arbeidsdeskundigen toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties, namelijk vooral voor arbeidsdeskundigen die betrokken zijn bij re-integratie en wanneer er sprake is van een langduriger re-integratietraject met frequent contact met de klant. Een kanttekening is ook hier dat de methode te uitgebreid en te therapeutisch van karakter is.

Hulpmiddelen voor interculturele communicatie

Hierbij gaat het om het inzetten van hulpmiddelen voor interculturele communicatie met als doel voorlichting, het vergroten van de toegankelijkheid van zorg en het verbeteren van de dienstverlening. Concrete voorbeelden zijn onder meer het Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen (NIGZ) en Elkaar begrijpen helpt (NIGZ, ZonMw en Meavita). De arbeidsdeskundigen geven aan dat de bruikbaarheid van deze middelen voor de arbeidsdeskundige praktijk beperkt is. Het is te veel op de gezondheidszorg gericht en biedt te weinig mogelijkheden tot gericht doorvragen.

Niet zonder meer geschikt

Uit het bovenstaande kunnen we concluderen dat de bestaande methoden voor cultureel competente beroepsuitoefening die in de sectoren gezondheidszorg, jeugdzorg en re-integratie worden toegepast, voor de arbeidsdeskundige praktijk niet zonder meer geschikt zijn. Bepaalde elementen uit met name het TOPOI-model en het cultureel interview worden wel bruikbaar geacht.

Het TOPOI-model is als methode bruikbaar in situaties van interculturele communicatie. Hieraan zou in de basisopleiding en nascholingen meer aandacht kunnen worden besteedt. Het cultureel interview is met name bruikbaar om culturele informatie te krijgen van cliënten ten aanzien van de eigen identiteit, verklaringen omtrent de klachten en de psychosociale omgeving van de cliënt bij langdurige re-integratietrajecten.

De belangrijkste knelpunten ten aanzien van de bruikbaarheid van de methoden voor de arbeidsdeskundige praktijk zijn de relatief grote tijdsinvestering per contact tussen professional en cliënt en de relatief hoge frequentie van contacten over een langere periode tussen professional en cliënt. Ook de therapeutische insteek van met name het cultureel interview en cognitieve gedragstherapie leent zich minder goed voor de doelstelling van en de context waarbinnen de gesprekken tussen de arbeidsdeskundige en de klant plaatsvinden.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document