De knelpunten op het gebied van de dienstverlening aan migranten in de jeugdzorg hebben vooral betrekking op het bereik van de hulpverlening onder de doelgroep (o.a. Haterd e.a., 2010; Pels e.a., 2009; Pacemaker in Global Health, 2007). Vanuit dit gegeven worden er al lange tijd projecten en activiteiten uitgevoerd om de omgang met culturele diversiteit binnen de jeugdhulpverlening te verbeteren. De sector onderkent dat op verschillende niveaus aan de omgang met diversiteit moet worden gewerkt. In de eerste plaats op het niveau van de individuele professional, maar daarnaast ook op het niveau van het overheidsbeleid, de institutionele context, het methodische niveau en de interactie met behoeften, vragen en initiatieven van (groepen) burgers (Pels e.a., 2009).
Referentiekader in kaart brengen
Hierbij gaat het met name om kennis van thema’s (problematiek) en hulpvragen die bij migranten meer dan gemiddeld spelen. Voorbeelden zijn de effecten van het opvoeden in twee culturen, de effecten van een gevoel van discriminatie, de effecten van het gevoel van gebrek aan perspectief en het trauma dat (het gezin van) een migrant kan hebben opgelopen, voorafgaand aan of als gevolg van de migratie (bijvoorbeeld een oorlogstrauma).
Uit het literatuuronderzoek en de gesprekken met experts is verder gebleken dat professionals zich bewust moeten zijn van verschillen in opvatting over gewenst en ongewenst gedrag van jeugdigen. Ook zijn er vaak verschillen in opvatting over wie verantwoordelijk is voor het aanpakken van ongewenst gedrag (Pacemaker in Global Health, 2007). De professional moet rekening houden met zulke verschillen in opvatting en hiermee gepaard gaande andere normen en waarden. Hij moet dit andere wereldbeeld ook verwerken in de interventie (Pels e.a., 2009; NJI, 2009).
Omgaan met barrières in de communicatie
Wat de competentie ‘omgaan met barrières in de communicatie’ betreft, zijn er vanuit de literatuur en de gesprekken met experts voor de sector jeugdhulpverlening geen specifieke accenten naar voren gekomen. Verstraten e.a. (2006) wijzen op het belang van het erkennen van de technische, inhoudelijke, kant van communicatie en de relationele gevoelskant. Dit is van groot belang voor het omgaan met barrières in de communicatie. Zowel het NJI (2009) als Pels e.a. (2009) wijzen op het gebruik van hulpmiddelen, zoals tolken en vertaald en aangepast informatiemateriaal. Pels wijst verder op het aansluiten bij de terminologie van de cliënt, naast het aanpassen van taalgebruik en eventuele communicatie in de moedertaal (Pels e.a., 2009).
Interculturele vertrouwensrelatie
Ook wat de competentie ‘opbouwen van een interculturele vertrouwensrelatie’ betreft, zijn er in de sector jeugdhulpverlening geen vakspecifieke accenten naar voren gekomen. Verschillende auteurs wijzen op het belang van een proactieve, outreachende benadering (Pacemaker in Global Health, 2007; Pels e.a., 2009, NJI, 2009). Hierbij gaat het er onder meer om dat er actief contact wordt gelegd met de klant door hem of haar in de eigen omgeving (thuis, buurthuis, school, consultatiebureau etc.) op te zoeken, rekening te houden met werktijden, reiskosten te vergoeden etc. Pels e.a. (2009) wijzen verder op een warme, brede aanpak waarbij ook aandacht wordt besteed aan het oplossen van andere, praktische problemen die niet direct te maken hebben met het probleem waarvoor de migrant bij de hulpverlening komt. Dit draagt bij aan het bereiken, vasthouden en verder ontwikkelen van de vertrouwensband met de cliënt. Juist deze aspecten zijn bij cliënten met een allochtone afkomst vaker een knelpunt dan bij cliënten van autochtone afkomst.
Intercultureel samenwerken
Hierbij gaat het enerzijds om kennis van verschillende opvoedstijlen en socialisatiepatronen. Anderzijds gaat het om het helder maken van de eigen verwachtingen en de verwachtingen van de cliënt ten aanzien van de interventie en het onderkennen dat hierin verschillen kunnen zijn. De Nederlandse manier van denken en werken in de jeugdzorg kenmerkt zich door een individualistische benadering. De benadering is psychologiserend. Eigen verantwoordelijkheid en een actieve houding van de cliënt zijn belangrijk. Migranten zijn daarentegen meer afwachtend en verwachten van de hulpverlener een proactieve opstelling: de professional moet de oplossing bieden (Pacemaker in Global Health, 2007). Van belang is ook dat niet alleen het kind centraal staat, maar dat er ook veel aandacht is voor de ouders en dat ouders zich gehoord en begrepen voelen.
De professional zal bereid en in staat moeten zijn tot het expliciteren van doelstellingen en verwachtingen als uitgangspunt voor een gemeenschappelijke basis (Verstraten e.a., 2006, Pels e.a.). Outreachend werken kan hierbij een manier zijn om contact te maken en het vertrouwen van de cliënt te winnen (NJI, 2009, Pels e.a., 2009). De professional moet ook een verbinding met de ouders kunnen aangaan. Hij dient begrip te tonen voor de ouders en uit te gaan van het idee dat alle ouders het beste willen voor hun kind en dat dit op verschillende manieren tot uitdrukking kan worden gebracht.
Werkzame strategieën voor het omgaan met culturele diversiteit
Hieronder zijn die werkwijzen en methodieken opgenomen voor het omgaan met culturele diversiteit, die op meerdere plekken in de geraadpleegde literatuur en/of door meerdere experts naar voren zijn gebracht. Over de effectiviteit van deze methodieken is weinig bekend. Dit geldt overigens niet specifiek voor methoden gericht op migranten. In het algemeen geldt dat er weinig inzicht is in bewezen effectiviteit van interventies op allerlei gebieden. Het is een positieve ontwikkeling dat er steeds meer aandacht komt voor bewezen effectiviteit, maar het staat op dit moment veelal nog in de kinderschoenen. We willen hier wel wijzen op de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Deze databank bevat interventies die ofwel theoretisch goed zijn onderbouwd, ofwel waarschijnlijk dan wel bewezen effectief zijn volgens wetenschappelijk onderzoek. De beoordeling van de effectiviteit vindt plaats door een commissie van onafhankelijke deskundigen.
Werkzame strategieën zijn:
Kruispuntdenken of caleidoscopisch denken: hierbij gaat het vooral om het bewustzijn dat iemands identiteit wordt bepaald door de posities die iemand tegelijkertijd op verschillende assen van maatschappelijke betekenisgeving (sekse, etniciteit, sociaaleconomische positie, nationaliteit et cetera) inneemt (Haterd e.a., 2010; expertinterview). Met andere woorden: iemands maatschappelijke positie wordt bepaald door een combinatie van maatschappelijke verschillen, zoals gender, etniciteit, nationaliteit, klasse, leeftijd en seksuele geaardheid, die elkaar beïnvloeden en versterken. Elke positie vertegenwoordigt ook een bepaalde machtspositie die maar tot op zekere hoogte door het individu kan worden beïnvloed. Iedereen heeft dus tegelijkertijd meerdere kenmerken: zoals leeftijd, geslacht, rol in het gezin, werknemer etc.
TOPOI-model (Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet); dit model voor interculturele communicatie richt zich op de vijf gebieden in communicatie waar zich culturele verschillen en misverstanden kunnen voordoen. Het biedt handvatten om hiermee om te gaan; het TOPOI-model is een gesprekstechniek om de communicatie tussen professional en klant (met een andere achtergrond) open en werkbaar te houden. Daarnaast biedt het TOPOI-model een aantal interventies gericht op verheldering, zelfreflectie en onderzoek (NJI, 2001).
Cultureel interview (Pels e.a., 2009, expertinterviews): een methode/hulpmiddel voor cultuursensitieve diagnose, waarmee de culturele identiteit, culturele verklaringen voor de klachten, culturele factoren in de psychosociale omgeving en het functioneren, en culturele elementen in de relatie tussen hulpverlener en cliënten worden vastgesteld (Groen, 2008). Het gaat hierbij om het verkrijgen van culturele informatie van de cliënt. Het cultureel interview is afkomstig uit de GGZ, maar kent inmiddels verschillende versies (langere en kortere) en wordt toegepast in verschillende sectoren.
Systeembenadering: de familie, de omgeving (het systeem) van de jongere betrekken bij de diagnose en behandeling. De interventie richt zich dus niet uitsluitend op het individu, maar betrekt ook het systeem rondom het individu (Pels e.a., 2009; Goderie e.a., 2003; Pacemaker in Global Health, 2007; expertinterviews).