Vergelijking | Arbeidsdeskundigen

Cahier 14 – Methodisch vaststellen van secundaire factoren bij re-integratie
Vergelijking

Beide technieken sluiten goed op elkaar aan en zijn complementair. Ze zijn praktisch en filosofisch consistent (Manthey e.a. 2011)1. Zo vertrekken beide benaderingen vanuit een basishouding die gericht is op samenwerking, het ontlokken (van drijfveren en kracht), respect voor de autonomie van de cliënt en constructieve zelfconfrontatie. Ze verschillen met name in focus. Motiverende gespreksvoering focust op het bouwen van motivatie, terwijl oplossingsgericht coachen zich richt op het maken van een planning, het bedenken van de eigen acties en het bouwen van eigen oplossingen. Het verschil komt met name tot uiting in de manier waarop de professional omgaat met de verkenning van de eigen kracht van de cliënt:

  1. Oplossingsgericht coachen gaat actief op zoek naar de eigen kracht en oplossingen van de cliënt. Daarbij gaat het niet alleen om het ontlokken van het perspectief van de cliënt, maar vervult de professional ook een actieve rol in het construeren van die eigen kracht en oplossingen.

  2. Naast het onderkennen van de kracht van de cliënt is oplossingsgericht coachen er nadrukkelijk op gericht deze te koppelen aan de doelen die de cliënt wil bereiken.

Vertaald naar de fasering van het Scangesprek ziet de inzet van beide gesprekstechnieken er idealiter als volgt uit:

Met de – aanvullende – meer oplossingsgerichte benadering ondersteunt de arbeidsdeskundige de cliënt bij het ontdekken en mobiliseren van zijn eigen kracht. Met deze aanvulling ontstaat een benadering met de volgende elementen:

  1. Uitgaan van het positieve (wensen en kracht) in plaats van het negatieve (problemen): de focus ligt op de vraag ‘waar wil ik naartoe?’.

  2. De cliënt versterken door inzicht te bieden in zijn eigen drijfveren (motiverende gespreksvoering) en mogelijkheden (oplossingsgericht coachen): op welke gebieden gaat het goed, op welke gebieden niet zo goed, waar ligt mijn motivatie en waar ligt mijn kracht?

  3. De zeggenschap over de ondersteuning bij de cliënt laten / leggen: waar wil ik aan werken, wat kan ik zelf, welke ondersteuning heb ik daarbij nodig en hoe ziet die er precies uit?

  4. Versterken en inschakelen van informele steun (sociale omgeving, netwerken).

Deze elementen en bijbehorende vragen passen bij het benutten van de eigen kracht, de mogelijkheden voor zelfregie, het zelfsturend vermogen en bij een oplossingsgerichte manier van werken (Wesdorp e.a., 2010).

2

Manthey (e.a.), Strengths-Based Practice and Motivational Interviewing, Advances in Social Work Vol. 12 No. 2 (Fall 2011), 126-151

1 

2  Wesdorp (e.a.), Het heft in eigen hand, sturen op zelfsturing, Raad voor Werk en Inkomen, 2010.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document