In dit hoofdstuk staat de rol van arbeidsdeskundigen centraal bij het beoordelen van het verlies van arbeidsvermogen door het opstellen van toekomstscenario’s met en zonder letsel. In figuur 2 geven we aan de hand van het model van personenschade van Viaene (1976) schematisch de kern weer van het bepalen van verlies van arbeidsvermogen.
A lijn: | Gerealiseerde inkomsten van de persoon; |
A dots: | Verwachte inkomsten van de persoon; |
O: | Moment waarop ongeval plaatsvindt; |
N: | Gerealiseerde inkomsten van vergelijkbare personen (peers); |
N dots: | Verwachte inkomsten van peers. (N kan hoger of lager zijn dan A); |
B lijn: | Gerealiseerde inkomsten van de persoon na het ongeval; |
B dots: | Verwachte inkomsten van persoon. |
De omvang van het verlies van arbeidsvermogen wordt bepaald door A (of N) – B. Daartoe moeten A, N en B worden bepaald. A en N kunnen worden bepaald tot het moment van het ongeval, daarna moet het worden geschat. B kan worden bepaald tot het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, daarna moet het eveneens worden geschat.
In dit hoofdstuk gaan we allereerst in op de mate waarin in de praktijk wordt gewerkt met methoden en werkwijzen waarvan de meerwaarde is aangetoond of die standaard zijn binnen de beroepsgroep. Als basis daarvoor nemen we de rapporten van Berens et al. (2011a,b). Daarnaast geven we conclusies van bevindingen van interviews en literatuur vanuit internationale bronnen weer (De Boer, 2011). Daarna geven we de belangrijkste bevindingen weer uit de 21 rapporten. Daarbij gaan we in op de vragen die aan de arbeidsdeskundigen worden gesteld en de methoden en werkwijzen die zij hanteren bij het beantwoorden hiervan. Vervolgens laten we de resultaten zien uit de workshops 2 en 3. Aan deze workshops namen arbeidsdeskundigen deel die in interactieve sessies hun methoden en procedures benoemden. Ook deden zij suggesties voor innovaties en werkwijzen die op basis van consensus voorkeur verdienen.