Wanneer bij een ongeval met letsel aansprakelijkheid aan de orde is, kan het slachtoffer aanspraak maken op vergoeding van personenschade. Dat gebeurt bij de verzekering van de aansprakelijk gestelde partij. Het slachtoffer doorloopt daarbij een proces waarin twee aspecten van groot belang zijn. Het eerste aspect is het beperken van de personenschade door herstel te bevorderen, dat wil zeggen het slachtoffer zo snel en zo veel mogelijk terugbrengen in de situatie van voor het ongeval. Het tweede aspect is het vaststellen van de omvang van de resterende schade. Daarbij moet overeenstemming worden bereikt over een (financiële) vergoeding. In figuur 1 staat in een schematisch overzicht globaal welke fasen het slachtoffer kan doormaken in het proces van afwikkeling van personenschade.
Afhankelijk van de ernst van het letsel wordt er spoedeisende hulp verleend en wordt de noodzakelijke herstelzorg gegeven om de directe letselgevolgen van het ongeval te beperken. Aansluitend op, en deels overlappend met, de herstelzorg kunnen er programma’s worden gestart. Doel daarvan is het herstellen van functies die nodig zijn om zoveel mogelijk alle gebruikelijke activiteiten weer te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld opleiding, werk of zelfwerkzaamheid. Waar nodig wordt ook aandacht besteed aan het voorkomen van extra schade als gevolg van het ongeval (salvage). Dit kan bijvoorbeeld door te zorgen voor vervangend personeel bij een slachtoffer, dat een winkel heeft en de winkel anders langdurig zou moeten sluiten.
Als het letsel voldoende stabiel wordt geacht (medische eindtoestand), worden de beperkingen vastgesteld. Mede op basis van deze beperkingen wordt de omvang van de schade ingeschat. In veel gevallen wordt er echter de voorkeur aan gegeven niet tot de medische eindtoestand te wachten met de schaderegeling. Dit proactief schaderegelen - waarbij de schadeverzekeraar advisering, begeleiding en re-integratie aanbiedt - kan de schadelast beperken. Bijvoorbeeld door zo snel mogelijk na het ongeval de sociale- en arbeidsparticipatie van het slachtoffer te bevorderen.
Het regelen van schade vindt veelal plaats in schikkingsonderhandelingen tussen de verzekeraar en de vertegenwoordiger van het slachtoffer. Zij proberen het verschil in de door hen afzonderlijk geschatte omvang van de schade te overbruggen (Weterings, 2004). Als over de uitkomst consensus bestaat tussen de partijen, is de schade geregeld. Als dat niet zo is, kan er behoefte bestaan om onzekerheden weg te nemen. De onderbouwing van de schadeschatting moet dan verder worden geobjectiveerd.
Het resultaat van dit proces kan tot consensus tussen partijen leiden. Als dat niet het geval is, kan in het uiterste geval een uitspraak van de rechter worden gevraagd. Dit al dan niet door middel van een ‘deelgeschil’.
Bij het doorlopen van het proces heeft het slachtoffer in veel gevallen direct of indirect te maken met verschillende professionals van uiteenlopende disciplines. Voorbeelden daarvan zijn zorgverleners en zorginstanties (huisarts, ziekenhuis, medisch specialist, revalidatiearts), belangenbehartiger (advocaat, jurist, schaderegelaar), re-integratieadviseurs (arbeidsdeskundige), verzekeraar (schaderegelaar, medisch adviseur, arbeidsdeskundige) en deskundigen in het bepalen van de hoogte van de schade (arbeidsdeskundige, rekenbureau).
Positie van het slachtoffer
De positie van het slachtoffer in het proces van afwikkeling van personenschade heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen in verschillende publicaties. Uit die publicaties blijkt dat het slachtoffer onvoldoende centraal staat en te veel uit zicht raakt door de vele professionals die bij het slachtoffer betrokken zijn (de Stichting De Ombudsman, 2011). Deze situatie beschreef de Ombudsman al in 2003 in het onderzoeksrapport Met het mes op tafel of een zoektocht naar de Redelijkheid (de Stichting De Ombudsman, 2003). Een belangrijke aanzet die sindsdien is gegeven om deze situatie te verbeteren is de Gedragscode Behandeling Letselschade (Barendrecht et al, 2006). De belangrijkste kernwaarden van de gedragscode bij schadebehandeling zijn:
Het slachtoffer staat centraal.
Partijen gaan respectvol met elkaar om.
Het proces is inzichtelijk.
Overleg gebeurt in harmonie.
De schadebehandeling verloopt in een goed tempo (streven naar afronding binnen twee jaar na ongeval).
Problemen worden samen opgelost.
In het rapport van de Stichting De Ombudsman (2011) wordt geconstateerd dat de gedragscode ‘niet werkt’. De aanbevelingen zijn er dan ook vooral op gericht om de gedragscode nieuw leven in te blazen en maatregelen in te stellen om de kernwaarden te borgen in het proces om zo de positie van het slachtoffer te verbeteren.