A.1. Inleiding
Dit onderzoek is een verkennend onderzoek naar wat arbeidsdeskundigen met het fenomeen flexibele arbeid zouden kunnen in hun dagelijks handelen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Arbeidsdeskundig Kennis Centrum (AKC).
In Nederland is veel aandacht voor flexibiliteit in de vorm van flexibele arbeidsrelaties en de impact hiervan op werkenden. Het aantal flexibele arbeidsrelaties op de arbeidsmarkt in Nederland neemt toe. In het derde kwartaal van 2018 bestond de werkzame beroepsbevolking uit 8,8 miljoen werkenden, waarvan 7,4 miljoen werknemers. Van deze 7,4 miljoen werknemers hebben er meer dan 2 miljoen een flexibel contract (22,7 procent van de werkzame beroepsbevolking). Daarnaast bestaat de werkzame beroepsbevolking uit ruim 1 miljoen (12,2 procent) zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en 378 duizend (4,3 procent) zelfstandigen mét personeel (zie hiervoor ook www.flexbarometer.nl). Werkgevers verwachten dat het aantal flexibele contracten gelijk zal blijven of verder zal toenemen (Goudswaard, 2016). Met name bedrijven die al gebruikmaken van flexibele contracten of externe inhuur zeggen hier nog verder in te willen groeien (Van der Aa & Viertelhauzen, 2015; Verbiest et al., 2014).
Arbeidsflexibiliteit gaat echter niet alleen over deze ‘externe flexibiliteit’, maar ook over de ‘interne flexibiliteit’ zoals brede inzetbaarheid en flexibele werktijden. Flexibilisering heeft invloed op het werk van mensen. Het biedt daarin kansen, maar levert mogelijk ook risico’s op. De flexibilisering van arbeid is daarom ook relevant voor de arbeidsdeskundige praktijk. Het kan nieuwe eisen stellen aan de kennis, de instrumenten, het handelingsrepertoire en de vaardigheden die zij nodig hebben. Het AKC, dat zich richt op de professionalisering van de arbeidsdeskundige beroepsgroep, heeft TNO daarom gevraagd onderzoek te doen naar de effecten van arbeidsflexibilisering op de arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen van werkenden en de gevolgen daarvan voor arbeidsdeskundigen in hun handelingspraktijk. De hoofdvragen van het onderzoek luiden:
Wat zijn de effecten van arbeidsflexibilisering op de arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden van werkenden?
Wat betekent de flexibilisering van arbeid voor de arbeidsdeskundige praktijk en het arbeidsdeskundig handelen?
Het doel is om kennis aan te reiken aan de praktijk die inzicht biedt in:
Hoe de diverse vormen van arbeidsflexibiliteit te herkennen?
Wat de invloed hiervan is op de dagelijkse praktijk van de arbeidsdeskundigen: hoe kunnen zij dit positief toepassen en hoe kunnen zij letten op risico’s van specifieke vormen van arbeidsflexibiliteit?
Het onderzoek richt zich op de beroepsbevolking in het algemeen en specifiek op mensen met een chronische ziekte of beperking.
A.2. Aanpak
Het plan van aanpak kent twee fases:
Fase 1. Vertaling van kennis omtrent flexibilisering naar arbeidsdeskundig perspectief.
Fase 2 Vertaling van de resultaten naar concreet arbeidsdeskundig handelen.
Deze fases worden hieronder nader toegelicht.
Binnen het project is in samenspraak met het AKC een begeleidingscommissie geformeerd. Na afronding van fase 1 is een bijeenkomst georganiseerd waar de uitkomsten van deze fase zijn besproken en de inzet hiervan in fase 2. Aan het eind van fase 2, maar voorafgaand aan de afronding van het project, is de laatste bijeenkomst met de begeleidingscommissie georganiseerd. Tijdens de bijeenkomst zijn de resultaten van fase 2 en een voorstel voor verdere overdracht van kennis gepresenteerd en bediscussieerd.
A.2.1. Fase 1A
Fase 1 is uitgesplitst in fase 1A en fase 1B. In fase 1A is een evidence-based literatuurstudie uitgevoerd om inzicht te krijgen in de effecten van diverse typen arbeidsflexibiliteit op arbeid, met name van werknemers met een chronische ziekte of beperking. De volgende onderzoeksvraag stond centraal in het literatuuronderzoek: wat betekent arbeidsflexibilisering voor de arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsrelaties (vier A’s) van werknemers? Om dit te onderzoeken is allereerst een zoekstrategie ontwikkeld om relevante (inter)nationale publicaties te verkrijgen. De zoekstrategie omvatte woorden en synoniemen van de verschillende typen flexibele arbeid en de vier A’s (zie bijlage C). Deze zoekstrategie werd in juni 2018 uitgevoerd in de databases Scopus (inclusief PubMed), Cochrane Library, PsycInfo, OSH Update en de OECD-database. Door middel van woorden en synoniemen van de verschillende typen flexibele arbeid werden ook nationale publicaties gezocht in de interne database met TNO-publicaties. De zoekopdracht was beperkt tot publicaties met een publicatiedatum van januari 2000 tot juni 2018. Alleen publicaties geschreven in het Engels en Nederlands, waar we toegang hadden tot zowel abstract als volledige tekst, zijn meegenomen in het literatuuronderzoek.
De gevonden publicaties werden allereerst gescreend op titel en samenvatting. Wanneer deze relevant werden geacht, werd de volledige tekst nagelopen op relevantie. Om de relevantie van het artikel te bepalen werden de volgende selectiecriteria gebruikt:
Populatie: artikel bespreekt werknemers uit een Westerse maatschappij om resultaten te verkrijgen toepasbaar op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Interventie: artikel bespreekt effect van arbeidsflexibilisering (intern/extern, kwantitatief/kwalitatief).
Uitkomst: effect van arbeidsflexibilisering op en/of arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen.
Van de relevante studies werden de relevante data in een data-extractietabel verwerkt. Van elke publicatie is de auteur, het jaartal, het land van herkomst, het type arbeidsflexibiliteit en het type A genoteerd (zie bijlage D).
Door middel van de zoekstrategie zijn 43 relevante publicaties geïncludeerd. We duiden de resultaten van het literatuuronderzoek aan de hand van de typen arbeidsflexibiliteit, zoals weergegeven in figuur 1. Deze resultaten geven arbeidsdeskundigen een overzicht van mogelijke positieve of negatieve effecten van flexibele arbeid, afhankelijk van het individu en diens situatie. Het huidige overzicht kan daardoor goed als leidraad worden gebruikt om te kijken welke mogelijke gevolgen de inzet van een vorm van arbeidsflexibiliteit heeft, zodat vóóraf goed kan worden gekeken of eventuele negatieve effecten zo veel mogelijk voorkomen kunnen worden.
A.2.2. Fase 1B
Bovenstaande informatie is aangevuld met practice-based voorbeelden (fase 1B), waarin de (on)mogelijkheden van het toepassen van arbeidsflexibiliteit worden geïllustreerd.
In deze fase hebben we praktijkoplossingen verzameld, zodat er voor elk type arbeidsflexibiliteit voorbeelden zijn die ofwel de risico’s (negatieve gevolgen tegengaan) ofwel de kansen (positieve effecten benutten) beschrijven. We richtten ons primair op voorbeelden van arbeidsflexibilisering van mensen met een chronische ziekte of arbeidsbeperking. De voorbeelden dienen om arbeidsdeskundigen te laten zien hoe vormen van arbeidsflexibiliteit kunnen worden toegepast. Iedere praktijksituatie is uniek, dus de voorbeelden zullen in de meeste gevallen niet een-op-een overgenomen kunnen worden. Ze dienen dus ter illustratie en inspiratie.
Voor het vinden van de voorbeelden hebben we gebruikgemaakt van een literatuur- en internetscan. Daarnaast is er geput uit eigen kennis en contacten. TNO heeft in diverse projecten aanpakken en interventies ontwikkeld om arbeidsrisico’s (voor flexwerkers) te beperken. Ook zijn voorbeelden gevraagd aan de leden van de begeleidingscommissie en de bezochte OT-groepen. Tot slot hebben we contact opgenomen met de patiëntenfederatie ‘Ieder(In)’ voor aanvullende voorbeelden.
A.2.3. Fase 2
Het doel van fase 2 was om inzicht te krijgen in wat de verkregen kennis betekent voor de arbeidsdeskundige praktijk. Daarnaast wilden we in deze fase voorstellen voor verdere overdracht van de kennis en kennisvragen voor vervolgonderzoek verkrijgen.
Daarom hebben we twee focusgroepen georganiseerd met arbeidsdeskundigen, waarin we hebben gestreefd naar een vertegenwoordig van arbeidsdeskundigen met een publiekrechtelijke taak (zoals UWV en gemeenten), arbeidsdeskundigen die zich richten op begeleiding en toeleiding (zoals arbodiensten en re-integratiediensten) en arbeidsdeskundigen bij particuliere verzekeraars. De deelnemende arbeidsdeskundigen zijn geworven via de gezamenlijke nieuwsbrief van de NVvA en het AKC.
Tijdens de focusgroepen hebben we allereerst de ontwikkelingen en de context van arbeidsflexibilisering aan de deelnemers gepresenteerd. Daarna zijn we ingegaan op de verkregen resultaten van fase 1A en 1B en zijn we met de arbeidsdeskundigen in gesprek gegaan over wat dit betekent voor de arbeidsdeskundige praktijk. Daarnaast hebben we besproken wat voor hen de meest bruikbare vormen en kanalen zijn om de verkregen kennis uit dit onderzoek in hun werk over te kunnen dragen en te kunnen toepassen. We hebben de arbeidsdeskundigen voorbeelden voorgelegd – waaronder een folder of factsheets – waarin de ontwikkelingen, risico’s en de kansen van arbeidsflexibilisering worden geschetst aan de hand van het schema en de gevolgen hiervan voor de arbeidsdeskundige praktijk. Daarnaast zijn de opties korte video en webinar genoemd als optie om de gevonden goede praktijken in beeld te brengen en via sociale media te delen. Tot slot hebben we de deelnemers gevraagd welke kennisvragen zij nog hebben voor vervolgonderzoek.
A.3. Resultaten: Fase 2
In deze paragraaf beschrijven we de onderzoeksresultaten van fase 2. Allereerst geven we zelf een voorzet voor de toepasbaarheid van de resultaten uit de literatuurstudie. Daarnaast zijn we met twee OT-groepen in gesprek gegaan over de mogelijke implicaties van de inzichten uit de literatuurstudie voor hun dagelijkse praktijk.
A.3.1. Arbeidsflexibiliteit in de praktijk: implicaties voor het arbeidsdeskundig handelen
Toepasbaarheid van de resultaten
Dit rapport kan worden gebruikt in de beeldvorming van een cliënt. Het geeft vanuit wetenschappelijk oogpunt aan waar je rekening mee moet houden bij de verschillende typen arbeidsflexibiliteit. Dit geeft handvatten om bijpassende interventies te kiezen. Daarnaast kan het rapport worden gebruikt als preventie-instrument. Het kan helpen uitleggen waarom iemand uitvalt, op basis van het overzicht van factoren spelend bij de diverse typen arbeidsflexibiliteit. De factoren kunnen helpen bij het vinden van de verzuimoorzaak en kunnen daarmee inzicht bieden in waarom iemand is uitgevallen. Het rapport biedt ook input voor het gesprek met zowel de werkgever als de werknemer. Arbeidsdeskundigen kunnen de inzichten uit het rapport gebruiken om werkgevers en werknemers aandachtspunten mee te geven en adviezen te geven voor de werkdeelname van de werknemer.
De kracht van een wetenschappelijk rapport richting werkgevers en bedrijfsartsen
Enkele arbeidsdeskundigen zien de meerwaarde van een wetenschappelijk rapport op basis van dit onderzoek voor de afstemming of overtuiging van derden. Eén arbeidsdeskundige geeft aan dat ze het ‘leuk’ vindt dat wat je gevoelsmatig denkt, onderbouwd kan worden met wetenschappelijk onderzoek. Het ondersteunen van argumenten door wetenschappelijk onderzoek blijkt daarnaast een krachtig middel, zo blijkt uit eerdere ervaringen van de arbeidsdeskundigen. Eén arbeidsdeskundige maakt in het gesprek met werkgevers gebruik van wetenschappelijk onderzoek. Een andere arbeidsdeskundige doet hetzelfde, maar dan in het contact met de verzekeraar. Ook geeft een arbeidsdeskundige aan dat het rapport in het contact met de bedrijfsarts wat ‘tegenwicht’ kan bieden. Bedrijfsartsen kijken namelijk alleen naar het aantal uren dat gewerkt moet (gaan) worden. Arbeidsdeskundigen focussen meer op de werktaken en hoe deze op te bouwen. Een wetenschappelijk rapport waaruit blijkt dat kijken naar de verhouding opbouw taken-uren effectief is, helpt dan in dit contact.
Compleet overzicht
Eén arbeidsdeskundige geeft aan het overzicht zinvol te vinden, want: ‘Dit ís het werk van arbeidsdeskundigen’. Overzicht helpt volgens hem om kokervisie te voorkomen, omdat het hele spectrum van mogelijke effecten wordt getoond. Hij geeft aan dat ‘het je kan ondersteunen, omdat je soms ergens niet aan hebt gedacht’.
Risicofactoren om op te letten
Op de vraag of het overzicht van de effecten van arbeidsflexibiliteit interessant is voor arbeidsdeskundigen, komen wisselende reacties. Eén arbeidsdeskundige geeft aan hier niets mee te kunnen. Andere arbeidsdeskundigen geven aan er wel wat aan te hebben; zij zien de effecten meer als risicofactoren waar ze op moeten letten. De optie om de effecten te formuleren als ‘signalen’ of ‘let hier op’ wordt ook besproken. Zo weten arbeidsdeskundigen dat het niet ‘in beton gegoten is’ maar dat de effecten per situatie wisselend kunnen optreden.
Gebruik in het gesprek met de werknemer
Eén arbeidsdeskundige geeft aan dat hij het overzicht uit dit onderzoek kan gebruiken bij een deskundigenoordeel, om de effecten van flexibele arbeid duidelijk te maken aan de werknemer.
Belemmeringen in het toepassen van de kennis
Een beperking is dat een aantal arbeidsdeskundigen aangeeft dat ze wel de effecten uit het literatuuronderzoek herkennen, maar dat ze niet weten hoe ze de resultaten van het onderzoek moeten toepassen in hun dagelijkse werk. Zo geeft een arbeidsdeskundige aan dat arbeidsdeskundigen maatwerk bieden en werkzaamheden passend maken vanuit hun expertise en intrinsieke motivatie; aan een wetenschappelijk rapport hierover is daarom geen behoefte. Ook geven enkele arbeidsdeskundigen aan niet met alle vormen van arbeidsflexibiliteit te werken; niet iedereen begeleidt bijvoorbeeld werknemers met flexibele contracten. Daarnaast rapporteren enkele arbeidsdeskundigen dat flexibilisering veel kansen biedt, maar ook het gevaar met zich meebrengt dat mensen met een beperking of uitzendkrachten in weinig uitdagend en minder duurzame banen terechtkomen. Ook geeft een arbeidsdeskundige aan dat flexibiliteit wordt gevraagd door werkgevers, maar dat mensen helemaal niet zo graag willen veranderen. Een andere arbeidsdeskundige laat weten dat in het geval van arbeidsongeschiktheid en het resterende verdienmodel vaak flexibele arbeid wordt geadviseerd, terwijl dat niet altijd nodig is.
Het belang van acceptatie door de omgeving
Eén arbeidsdeskundige laat weten dat ze zich – wat betreft brede inzetbaarheid betreft – kan voorstellen dat als een team werkt met taakroulatie en een werknemer bepaalde taken niet kan uitvoeren de zware taken terechtkomen bij de collega’s en dat dit niet altijd gewaardeerd wordt. Een andere arbeidsdeskundige geeft aan dat de acceptatie hiervan ligt aan de populatie. Een voorbeeld: mensen in de bouw die er lang werken worden eerder uit de wind gehouden dan mensen die er nieuw bijkomen. Communicatie is dan ook heel belangrijk; dit is een taak van de werkgever. De arbeidsdeskundigen geven aan dat dit vaak niet gebeurt.
A.3.2. Methoden van disseminatie en implementatie
Met de arbeidsdeskundigen hebben we diverse opties besproken om de disseminatie en implementatie van de informatie uit dit rapport te bevorderen.
Congres of workshop
Betreffende de ambitie om de informatie te verspreiden, opperen enkele arbeidsdeskundigen het idee om dit tijdens het voorjaarscongres te doen in de vorm van een interactieve workshop. Ook adviseren enkele arbeidsdeskundigen om alle OT-groepen te benaderen en flexibele arbeid te bespreken en te bediscussiëren.
De kernboodschap en communicatiekanalen
Een van de arbeidskundigen geeft aan dat de kernboodschap moet zijn dat je in je werk mogelijkheden tegenkomt voor flexibele arbeid, die voor- en nadelen hebben. Deze boodschap moet worden aangeboden via de nieuwsbrief of AD Visie. De kanalen om de resultaten te verspreiden zijn: NVvA, het kennisportaal van UWV en het kennisportaal van het AKC.
Checklist of stappenplan
Een checklist of een stappenplan wordt het vaakst aangegeven als optie om de resultaten te verspreiden en te implementeren. De meningen zijn hier echter over verdeeld. Voorstanders geven aan dat het handig is om een overzicht te hebben van effecten, waarbij één arbeidsdeskundige opmerkt dat de effecten beter als ‘aanpassingsmogelijkheden’ kunnen worden gepresenteerd in plaats van ‘flexibele arbeid’. Een andere optie die wordt aangegeven, is het nut van een lijstje met effecten, waar je per effect kunt doorklikken voor meer achtergrondinformatie. Ook wordt een ‘praktijkversie’ en een ‘wetenschappelijke versie’ geopperd. In de praktijkversie kan dan – op basis van wetenschappelijke informatie – het lijstje met effecten en/of aanbevelingen komen te staan. Voorbeeld van zo’n aanbeveling is: ‘Een arbeidsdeskundige gaat bij een werknemer met een deeltijdcontract zijn ervaringen op het gebied van werkdruk, werkeisen en autonomie na. Bij negatieve ervaringen maakt de arbeidsdeskundige waar mogelijk aanpassingen in het werk om het werk zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij de werknemer’. Ook geeft een arbeidsdeskundige aan dat de effecten mogelijk een-op-een kunnen worden toegepast op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat dit een mogelijkheid van presenteren is aan arbeidsdeskundigen. Arbeidsdeskundigen die niet achter een checklist staan, geven aan dat er al een leidraad is. Ook geven ze aan dat een lijstje niet helpt, omdat ieder geval anders is en er altijd sprake is van maatwerk.
Casuïstiek
Ook wordt de optie ‘casuïstiek’ regelmatig aangedragen, omdat dit past bij de huidige trainingsvormen. Casuïstiek kan daarnaast onderdeel zijn van een werkpakket of toolbox waar arbeidsdeskundige gelijk mee aan de slag kunnen. De reacties op deze mogelijkheid zijn echter wisselend. Enkele arbeidsdeskundigen geven aan dat casuïstiek lastig te vinden is, omdat de aanpassingen meestal maatwerk zijn. Dit betekent dat je een enorme database met casuïstiek niet moet creëren en dat is niet wenselijk.
Spelvorm en versie voor de werknemers
Andere opties die besproken zijn, zijn het maken van een kwartet of een digitale game. Ook is besproken om een versie voor de werknemer te maken, zodat deze zelf kan zien wat de effecten zijn van flexibele arbeid.
Bespreking met het AKC
Daarnaast hebben we de mogelijke opties besproken met het AKC. Het AKC geeft aan dat de resultaten ook gerapporteerd kunnen worden in een werkgeverstijdschrift, om de resultaten te verspreiden onder werkgevers. Met betrekking tot casuïstiek geeft het AKC aan dat dit kan worden toegevoegd aan de bestaande casuïstiekdatabase van het AKC. Genoemde kanalen om de boodschap te verspreiden zijn: AKC-college, regiobijeenkomsten en een platformbijeenkomst. Tot slot wordt de wens uitgesproken voor de uitwerking van een stappenplan of checklist, waar de Kennisbibliotheek Chronisch Werkt als inspiratiebron voor kan worden gebruikt. Op basis van deze wens is een opzet voor een keuzetool gemaakt (zie bijlage B).