Cahier 12 – Participeren met een Autisme Spectrum Stoornis
Sterke en zwakke punten van het onderzoek en generaliseerbaarheid

Dit rapport geeft een overzicht van ziektespecifieke, persoonlijke en sociale kenmerken van Wajongers met ASS en hoe deze factoren mogelijk invloed hebben op duurzame arbeidsparticipatie. Een sterk punt van dit rapport is de werkwijze vanuit academische werkplaatsen, waarbij in samenwerking tussen UWV-professionals en onderzoekers getracht is om antwoord te krijgen op een aantal relevante praktijkvragen rondom deze doelgroep. Een ander sterk punt is de brede aanpak, waarbij zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden zijn gebruikt om relevante informatie te verzamelen rondom dit thema.

De uitgevoerde studies kennen echter ook een aantal beperkingen die, bij het lezen van de conclusies en aanbevelingen van dit rapport, in ogenschouw moeten worden genomen. De belangrijksten zijn het geringe aantal geraadpleegde externe deskundigen per studie, het geringe aantal onderzochte deelnemers van de studies van Rotterdam en Venlo, het ontbreken van een controlegroep bij alle deelstudies, het retrospectieve karakter van het cliëntenonderzoek en de lage respons van het vragenlijstonderzoek van het UMCG.

Generaliseerbaarheid

De deelstudies zijn uitgevoerd met gegevens afkomstig van Wajongers verspreid over heel Nederland. De vier UWV-projecten zijn uitgevoerd in Noord-, Zuid en West-Nederland. Voor het vragenlijstonderzoek van het UMCG is gebruik gemaakt van een landelijk databestand. Elk team heeft de resultaten van hun studie tijdens de looptijd van het project meerdere keren gepresenteerd aan de andere deelnemers. Er bleek veel herkenning bij de andere districten. Er zijn overeenkomsten met ander onderzoek naar participatie bij deze doelgroep ((7) en de verwachting is dan ook dat de resultaten generaliseerbaar zijn naar Wajongers met ASS in het hele land.

Het feit dat in dit onderzoek alleen gekeken is naar mensen met ASS die een Wajongtoekenning hebben, beperkt de generaliseerbaarheid van de conclusies wel enigszins. Mogelijk spelen bij mensen met ASS die afgewezen zijn voor een Wajong of die geen Wajongaanvraag hebben gedaan, andere kansen en belemmeringen een rol bij duurzame arbeidsparticipatie. Daarentegen verschilt de onderzochte groep op algemene kenmerken niet met andere groepen mensen met ASS in onderzoek. Dit komt de generaliseerbaarheid weer ten goede. Ook worden overeenkomstige cijfers gevonden onder de leden van de Nederlandse Vereniging voor Autisme die aan de landelijke enquête hebben deelgenomen (n=4068) (88). De samenstelling van de onderzoeksgroepen in de deelstudies (de één groter dan de andere) komt in grote lijnen met elkaar – en met ander onderzoek – overeen als het gaat om de verhouding man/vrouw en gestelde diagnoses. Ook het percentage werkenden en niet-werkenden komt overeen met andere studies (4,88,91).

In de onderzoekspopulatie zitten voornamelijk jonge Wajongaanvragers. In de UMCG-studie zitten ook zeventien zogenaamde ‘laattijdigen’ (Wajongaanvraag na het 28e levensjaar). Bij analyses blijkt dat deze groep niet significant verschilt van de jongere groep op de gemeten factoren in dit onderzoek. Wel hebben ze een andere (werk)geschiedenis. Het zijn mensen die al aan het werk zijn geweest, soms ook langere tijd met succes, maar door allerlei omstandigheden zoals reorganisaties of hogere (taak)eisen het werk niet konden volhouden.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document