Cahier 12 – Participeren met een Autisme Spectrum Stoornis
Resultaten

Deze paragraaf geeft de resultaten van het project weer aan de hand van de vraagstellingen. In totaal hebben 689 normaal of hoog begaafde Wajongers met ASS aan de zes deelonderzoeken meegewerkt.

Team Rotterdam: Arbeids Competentie Profiel (ACP)

Het deelproject te Rotterdam had als doel om kennis op te doen over het meten van arbeidscompetenties bij mensen met ASS, aan de hand van het gebruik van een aangepast meetinstrument, de Passermethode. Op de Passermethode bleek het hoogst te worden gescoord op de competenties: motivatie, doorzettingsvermogen, discipline en kwaliteit. Uit de vergelijking tussen de ACP’s die door de cliënt zelf werden ingevuld en die door zijn of haar ouders en begeleiders werden ingevuld, bleek een significant verschil aanwezig op bijna alle competenties: de cliënt schat zichzelf qua mogelijkheden hoger in dan de ouders en begeleiders. Uit de evaluaties blijkt dat het invullen en bespreken van zo’n lijst de verzekeringsarts (VA) meer inzicht geeft in de mogelijkheden van de cliënt. In 20 procent van de situaties beoordeelt de VA het ACP als een meerwaarde voor de beoordeling ten opzichte van de huidige werkwijze in Rotterdam, mits wel toegelicht in gesprek met de ouder(s) en of begeleider. Bij dit team voert de arbeidsdeskundige (AD) van Sociaal Medische Zaken een gestructureerd voorgesprek en geeft de informatie daarvan door aan de VA. In hoeverre deze resultaten ook gelden in UWV-teams waar de verzekeringsarts de cliënt als eerste spreekt, is niet onderzocht. Dan zou de informatie wel eens heel waardevol kunnen zijn, aangezien de VA tijfens de intake meestal nog niks weet van de arbeidscompetenties van de cliënt.

Team Venlo: Beroepskeuzetest

Doel van het deelproject in Venlo was om te inventariseren of er een geschikte beroepskeuzetest beschikbaar is voor Wajongers met ASS. Ook werd onderzocht waaruit die test zou moeten bestaan en wat aandachtspunten zijn in de ondersteuning bij het komen tot een juiste (succesvolle) keuze. Uit het literatuuronderzoek over dit onderwerp en uit interviews met deskundigen kwam naar voren dat er geen geschikte specifieke beroepskeuzetest beschikbaar is voor mensen met autisme. Uit de interviews met cliënten en hun ouders bleek dat met name de inzet van het beschikbare netwerk bepalend is voor een succesvol keuzeproces en het aansluiten bij interesses. Het aan het werk blijven was volgens deze mensen met ASS vooral te danken aan het prettige contact met collega’s, structuur, variatie, mogelijkheden tot parttime werk en begeleiding. Arbeidstoeleiding is vooral een proces van learning by doing, zo wordt in dit deelproject geconcludeerd. Aandachtspunten voor een succesvolle keuze voor een beroep zijn: een baan in de regio of in het netwerk van de Wajongere die aansluit bij competenties en interesses, die structuur biedt, die voldoende variatie en uitdaging biedt om voldoening uit te halen en die niet perse aansluit op het hoogst haalbare niveau, eerder iets daaronder. Conclusie van dit deelonderzoek is dat een beroepskeuzetest wel kan helpen bij het maken van de juiste keuze, maar slechts een richting en een uitgangspunt voor een gesprek geeft. Wanneer er een geschikte specifieke test zou zijn voor mensen met ASS zou het een zeer waardevolle aanvulling zijn bij re-integratie en begeleiding.

Team Assen: Urenbeperking

Doel van de deelstudie in Assen was om in kaart te brengen of er argumenten zijn om aan mensen met ASS tijdens de claimbeoordeling voor de Wajong een urenbeperking toe te kennen en/of te kiezen voor een gefaseerde aanpak bij re-integratie in passend werk. Uit het systematische dossieronderzoek (n=345) van dossiers van Wajongers met ASS (peildatum: 2009) blijkt dat in slechts twee gevallen (0,6 procent) een urenbeperking is toegekend op basis van ASS en in negen gevallen (2,5 procent) op basis van co-morbiditeit, zoals depressie of angst. Dit betekent niet dat van cliënten aan wie geen urenbeperking is toegekend, wordt verwacht dat zij gelijk volledig kunnen werken. Van de onderzochte groep (n=345) zijn 71 mensen (21 procent) drie jaar later (2012) succesvol en duurzaam aan het werk, waarvan 51 procent voor minder dan 32 uren per week werkzaam is. In het kader van de claimbeoordeling gaat het bij het bepalen van een urenbeperking om een momentopname. Bij de re-integratie ligt het accent echter veel meer op het ontwikkelingsproces en de aanpak daarvan om op die manier tot zo een optimaal mogelijke re-integratie te komen. Uit de interviews met deskundigen en de literatuurstudie blijkt dat een geleidelijke opbouw van de re-integratie en het leveren van maatwerk mede bepalend kunnen zijn of iemand optimaal gere-integreerd wordt. Een tijdelijke urenbeperking en/of een gefaseerde aanpak bij de re-integratie is daarbij een mogelijke oplossing. Argumenten die hiervoor worden genoemd zijn: het temperen van overschatting, de extra moeite die verandering bij deze doelgroep kost en het voorkomen van overbelasting en terugval. De conclusie van dit deelonderzoek is ook dat het belangrijk is om de tijd te nemen om eventueel het werk en/of de werkplek aan te passen en collega’s en leidinggevenden te leren om te helpen waar dat nodig is.

Team Eindhoven: Ernst ASS, overvraging en arbeidsparticipatie

Het doel van het project bij UWV Eindhoven was om de ernst van ASS in kaart te brengen op basis van het screenen van dossiers op signalen van overvraging gedurende de ontwikkeling tot 18-jarige leeftijd. Vervolgens is gekeken of er sprake was van succesvolle arbeidsparticipatie op 23-jarige leeftijd. Op 23-jarige leeftijd blijken 35 (29 procent) van de 122 cliënten/Wajongers succesvol aan het werk te zijn op de reguliere arbeidsmarkt. Nog eens 14 mensen werkten via een WSW-verband (11 procent). 37 Cliënten (30 procent) bleken geen werk of studie te hebben. De overige 30 procent is aan het studeren met of zonder progressie, werkt minder dan twaalf uur, heeft vrijwilligerswerk of zit in een traject. Drie factoren zijn van invloed op succesvolle arbeidsparticipatie, twee negatieve en één positieve factor. De volgende factoren die duiden op overvraging (en vermoedelijk een ernstiger vorm van ASS) hebben een negatieve invloed: belangrijke gebeurtenissen in de ontwikkeling (uit huis plaatsing, voortijdig schoolverlaten, opname en/of detentie) en medicijngebruik nu of in het verleden (antidepressiva, antipsychotica of slaapmedicatie). Het feit dat iemand speciaal basisonderwijs heeft gevolgd, heeft een positieve invloed in vergelijking met jongeren die regulier onderwijs hebben gevolgd. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat er op dergelijke scholen meer aandacht is voor goede begeleiding. Ook is er meer kennis over autisme. Mogelijk leidt dat tot meer en beter inzicht bij de jongere met ASS en daardoor tot het maken van beter passende keuzes.

UMCG deelonderzoek 1: Samenwerking in de Wajongteams

Het doel van deelstudie 5 (afstudeeronderzoek samenwerking Wajongteams) was om de samenwerking binnen de Wajongteams te verbeteren. Uit de interviews blijkt dat men over het algemeen positief is over de mate van samenwerking binnen de teams. Voor deze doelgroep blijkt intensieve samenwerking aanwezig en ook noodzakelijk, omdat een goede overdracht cruciaal is voor het bereiken van succes voor de cliënten op de arbeidsmarkt. De mate waarin men tevreden is over de samenwerking hangt sterk samen met het feit of men elkaar kent en of men in hetzelfde gebouw zit. Het UWV WERKbedrijf en de divisie SMZ zitten vaak niet in hetzelfde gebouw, wat de samenwerking bemoeilijkt. Behalve intensieve samenwerking wordt voor deze doelgroep ook het belang van een ‘warme’ overdracht onderstreept. Een overdracht op papier geeft een professional onvoldoende informatie en houvast voor het verdere beleid. Literatuur over dit onderwerp bevestigt die bevinding. Verder komt uit de resultaten naar voren dat er behoefte is aan herbeoordelingen, omdat juist bij cliënten met ASS sprake is van een ontwikkelingsproces in (on)mogelijkheden. Terugverwijzingen van WERKbedrijf naar SMZ vinden echter zelden plaats.

UMCG deelonderzoek 2: Determinanten van duurzame arbeidsparticipatie

In deelstudie 6 was het doel om in kaart te brengen welke persoonsafhankelijke, stoornisgerelateerde en psychosociale kenmerken, evenals kenmerken gerelateerd aan de privé- en werksituatie als determinanten van succesvolle duurzame arbeidsparticipatie kunnen worden aangemerkt. De vragenlijst werd ingevuld door 186 personen met een door een deskundige gestelde diagnose ASS en een normaal of hoog IQ. Deze personen zijn benaderd door de afdeling Strategie, Beleid en Kenniscentrum (SBK) van het UWV (evenredig verspreid over de provincies. Van de deelnemers viel 20 procent in de categorie ‘succesvolle arbeidsparticipatie’. De vergelijking van de ‘succesvolle groep’ met de ‘niet succesvolle groep’ laat onder meer zien dat de eerste groep een hogere kwaliteit van leven ervaart (minder klachten heeft), van oordeel is dat ze in staat is om te werken (meer dan de niet-succesvolle groep) en minder slaapproblemen heeft. Drie factoren blijken voorspellend te zijn voor succesvolle arbeidsparticipatie: weinig prikkelverwerkingsproblematiek, meer werkplezier en een lagere eigen effectiviteit. Eigen effectiviteit is het vertrouwen van een persoon in het eigen kunnen om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen. Dit wordt als een belangrijk element gezien in theorieën over motivatie. De bevinding in dit onderzoek dat de groep die succesvol aan het werk is minder vertrouwen heeft in hun eigen kunnen dan de groep die dat niet is, is verrassend te noemen en is niet in lijn met de literatuur. Vermoedelijk hangt deze bevinding samen met overschatting en met de ‘onzichtbaarheid’ van de achterliggende problematiek. Met prikkelverwerking worden alle indrukken bedoeld die via de zintuigen worden opgedaan, inclusief gedachteprocessen, gevoelens en bewegingen. In de hersenen van mensen met ASS worden veel meer prikkels (min of meer) bewust waargenomen dan normaal. Wanneer de hersenen deze overvloed aan informatie niet meer kunnen verwerken, ontstaat overprikkeling. De bevinding in dit onderzoek betekent dat de kans om succesvol aan het werk te gaan en te blijven kleiner is als mensen met ASS extra problemen hebben met prikkelverwerking. Dit kan een aandachtspunt zijn bij de beoordeling en begeleiding van Wajongers met ASS die snel(ler) overprikkeld raken. In dit deelonderzoek wordt verder geconcludeerd dat mensen die met plezier werken het langer volhouden dan mensen die hun werk met minder plezier doen.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document