Cahier 12 – Participeren met een Autisme Spectrum Stoornis
Werkprocedure Wajongteams

In Nederland kunnen jongeren, die door medische problematiek (ziekte/gebrek/stoornis) ernstige belemmeringen ervaren waardoor hun kansen op inkomensverwerving door arbeidsdeelname beperkt zijn, vanaf de leeftijd van achttien jaar een beroep doen op de Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten). Per 1 januari 2010 is de Wajong vervangen door de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (nieuwe Wajong). Het beoordelen van aanspraken op de Wajong-voorziening gebeurt door de zogenaamde Wajong-teams, die bestaan uit een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, een procesbegeleider en een teamondersteuner, werkzaam binnen de afdeling Sociaal Medische Zaken (SMZ) van UWV. Sinds de invoering van de nieuwe Wajong komen jonggehandicapten in de werk-, studie- of uitkeringsregeling terecht:

  • Jonggehandicapten voor wie een betaalde baan nooit tot de mogelijkheden zal behoren vallen onder de uitkeringsregeling van de nieuwe Wajong. Voor hen staat inkomensbescherming voorop.

  • Jonggehandicapten die studeren of nog op school zitten en studiefinanciering krijgen, vallen onder de studieregeling.

  • Jonggehandicapten met perspectief op het verrichten van werk, of waarvan het perspectief op arbeid niet uitgesloten kan worden, komen in de werkregeling. Bij hen staat het recht op arbeidsondersteuning centraal: hulp bij het vinden en behouden van werk.

Van de Wajongers die in 2011 recht kregen op nieuwe Wajong, kwam 14 procent in de werkregeling terecht met ASS, 20 procent in de studieregeling en 8 procent in de uitkeringsregeling. De arbeidsdeskundige schat de arbeidsmogelijkheden in. Hieruit blijkt dat ongeveer de helft van de Wajongers in de werkregeling kan werken bij een reguliere werkgever. Wajongers kunnen na verloop van tijd – als hun mogelijkheden veranderen – overstappen naar een andere regeling. Zo verlaat een scholier of student die klaar is met school de studieregeling en komt vervolgens in de werkregeling of uitkeringsregeling terecht. Het is op dit moment nog te vroeg om een goed beeld te schetsen van hoeveel mensen uiteindelijk in welke regeling terechtkomen (4).

Een belangrijk onderdeel van iedere sociaal-medische arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is het vaststellen van de aard en de ernst van het ziektebeeld of de stoornis, van waaruit beperkingen geclaimd worden. Voor nogal wat lichamelijke aandoeningen wordt vaak aangesloten bij internationale classificaties om de ernst weer te geven. Voor andere aandoeningen, zoals diabetes, wordt de ernst benoemd in termen van ontregeling en van het wel of niet aanwezig zijn van complicaties en/of van comorbiditeit. Psychiatrische aandoeningen en ontwikkelingsstoornissen worden ook geclassificeerd. Meest gehanteerd is de DSM IV classificatie (27,41,42). Deze classificatie is in essentie categoriaal en zegt dus vooral iets over de aard van een stoornis. Het benoemt criteria waaraan voldaan moet worden om het cluster van symptomen en gedragingen dat iemand vertoont tot die bepaalde en niet tot een andere classificatie te laten behoren. De classificatie zegt in principe niets over de ernst van de stoornis. Dat maakt beoordelen lastiger.

Voor het beoordelen van aanspraken op de Wajong voor jongeren met ASS start het Wajong-team (verzekeringsarts, arbeidsdeskundige, procesbegeleider en teamondersteuner UWV) met het verzamelen van informatie. De gang van zaken is meestal als volgt: de verzekeringsarts onderzoekt op welke leeftijd en op welke gronden de diagnose van ASS is gesteld (psychodiagnostische onderzoeksrapporten met ontwikkelingsanamnese, IQ-gegevens met factorscores, informatie over comorbiditeit). De arbeidsdeskundige van SMZ verzamelt gegevens over het functioneren van de jongere in de loop van zijn ontwikkeling (onderwijsrapportages, stageverslagen). De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige toetsen deze informatie vervolgens door middel van ‘doorvragen’. In hun beoordelingsgesprekken onderzoeken ze, vaak gebruik makend van heteroanamnese van ouders en/of begeleiders van cliënt, hoe de ontwikkelingsproblematiek concreet zichtbaar is (geweest) in relevante domeinen als school, stage, werk, thuis en vrije tijd. In sommige teams is het gebruikelijk dat de arbeidsdeskundige eerst een inventarisatie maakt van de problematiek, een gesprek heeft met cliënt en begeleider en/of ouder. Daarna vindt dan het gesprek met de verzekeringsarts plaats. In andere teams wordt dit net andersom gedaan.

De verzekeringsarts legt een beeldvormende synthese van de ontwikkelingsproblematiek van de cliënt vast in zijn medische rapportage en maakt de vertaalslag naar arbeidsmogelijkheden in de verzekeringsgeneeskundige rapportage met daaraan gekoppeld een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige vult de beeldvorming aan vanuit zijn eigen onderzoeksbevindingen en beoordeelt of de jongere op basis van de vastgestelde mogelijkheden en beperkingen wel of geen toegang krijgt tot de Wajong. Voor wie Wajong-gerechtigd is, wordt door het Wajong-team een visie geformuleerd op de ‘weg naar werk’. In de Wajong (2010) is dit geoperationaliseerd in het opstellen van een participatievisie in een participatieplan. Bij toekenning van de Wajong gaat de arbeidsdeskundige van UWV WERKbedrijf verder met de ontwikkeling en uitvoering van het participatieplan.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document