Bijlage 10 Verantwoording vragenlijst Scan | Arbeidsdeskundigen

Cahier 10 – Scan Werkvermogen Werkzoekenden
Bijlage 10 Verantwoording vragenlijst Scan

Notitie verantwoording vragenlijst Scan Werkvermogen Werkzoekenden

25 juni 2012

Deze notitie bevat de volgende onderdelen:

  1. Indeling van de vragenlijst en de concepten

  2. Bronnen voor het samenstellen van de vragenlijst van de Scan

  3. Overlap met de WerkScan

  4. Verantwoording van de concepten

  5. Referenties (vragenlijst en Scan in totaal).

1. Indeling van de vragenlijst en de concepten

In tabel 1 vindt u de indeling van de vragenlijst op de concepten.

Tabel 1 Indeling vragenlijst en concepten

Vragen

Concepten

1 - 7

Persoonskenmerken en arbeidsverleden

8

Werkvermogen

9-12

Signaalvragen thuissituatie

13 – 20

Signaalvragen gezondheid

21 – 23

Signaalvragen leefstijl

24 - 29

Signaalvragen werk zoeken

30 – 32

Signaalvragen persoonlijk netwerk

33 – 39

Signaalvragen vaardigheden en leerhouding

40 – 44

Signaalvragen zelfwaardering en zelfredzaamheid

45 – 52

Signaalvragen intentie, houding en gedrag

53 – 56

Signaalvragen concessiebereidheid

2. Bronnen voor het samenstellen van de vragenlijst van de Scan

De vragen die zijn gehanteerd, zijn deels afkomstig uit reeds bestaande gevalideerde vragenlijsten (integraal overgenomen of geherformuleerd) en voor een deel specifiek voor deze vragenlijst ontwikkeld. Hieronder volgt een overzicht van de herkomst van de (inhoud van de) vragen.

  • Onderzoek onder werkzoekenden van Schuring e.a : 4 t/m 7

  • Work Ability Index (WAI, korte versie): 1-3, 8

  • Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA): 9

  • Onderzoek ‘In de ban van de baan’: 10 t/m 12, 21, 23, 38, 39

  • Short Form Health Survey (SF-12): 13 t/m 20

  • RAND Mental Health Inventory (MHI): 16 t/m 20

  • BRAVO: 22

  • PAGO module Duurzame Inzetbaarheid Bouwnijverheid: 35, 36

  • Specifiek voor de WerkScan ontwikkeld: 37

  • Onderzoek ‘Aansluiting vraag en aanbod laaggeschoold werk’: 24 t/m 29

  • Wanberg model: 30 t/m 32

  • Rosenberg Self-Esteem Scale: 40 t/m 42

  • Personal Mastery Scale: 43, 44

  • ASE model: 45 t/m 51

  • Motivatietheorie (valentie-instrumentaliteit-verwachting-theorie of VIE-theorie) van Vroom (1964), uit een onderzoek van Brouwer e.a. (2011): 52

  • Onderzoek ‘Herintreding werkloze 55-plussers’: 33, 34, 53 t/m 56

3. Overlap met de WerkScan

Tabel 2 toont welke vragen van de Scan Werkvermogen Werkzoekenden identiek geformuleerd zijn (inclusief antwoordcategorieën) als die van de WerkScan (De Zwart, 2012):

Tabel 2 Identieke formulering WerkScan en Scan Werkvermogen Werkzoekenden

Onderwerp

WerkScan

Scan Werkvermogen Werkzoekenden

Leeftijd

Vraag 3

Vraag 2

Huishouden

Vraag 4

Vraag 9

Opleiding

Vraag 5

Vraag 3

Gezondheid

Vraag 23

Vraag 13

Leefstijl

Vraag 24

Vraag 22

Scholing

Vraag 37

Vraag 36

Datum invullen

Vraag 56

Vraag 57

Tabel 3 toont de vragen die overlap hebben met de vragen van de WerkScan, maar die net iets anders geformuleerd zijn (vanwege de doelgroep) of een andere volgorde van antwoordcategorieën hebben.

Tabel 3 Overlap met de WerkScan, maar de formulering is net iets anders

Onderwerp

WerkScan

Scan Werkvermogen Werkzoekenden

Geslacht

Vraag 2

Vraag 1

Taal

Vraag 32

Vraag 37

Opzien tegen scholing

Vraag 40

Vraag 35

Werkvermogen

Vraag 16

Vraag 8

4. Verantwoording van de concepten

1. Persoonskenmerken en arbeidsverleden: vragen 1 t/m 7

Leeftijd, geslacht en opleidingsniveau zijn van invloed op de kans om werk te vinden. Met name oudere werkzoekenden hebben meer moeite met het vinden van een betaalde baan. Werkzoekenden met een laag opleidingsniveau hebben een kleinere kans om aan het werk te raken dan gemiddeld of hoger opgeleiden (Schuring, 2011). Het arbeidsverleden en de werkloosheidsduur zijn belangrijke determinanten voor werkhervatting. Hoe langer de werkloosheidsduur, hoe kleiner de kans dat iemand weer aan het werk gaat (Schuring, 2011). De vragen 1 t/m 3 over leeftijd, geslacht en opleidingsniveau zijn uit de Work Ability Index (WAI, korte versie). De vragen 4 t/m 7 over het arbeidsverleden zijn afkomstig uit het onderzoek dat het Erasmus MC heeft uitgevoerd onder werklozen (Schuring, 2011).

2. Werkvermogen: vraag 8

Uit onderzoek onder werkenden blijkt dat een verminderd werkvermogen, zoals gemeten met de WAI, een belangrijke voorspeller is voor productiviteitsverlies en ziekteverzuim (Van den Berg, 2011; Alavinia, 2009a). Een verminderd werkvermogen blijkt ook sterk voorspellend voor arbeidsongeschiktheid (Alavinia, 2009b). Recent toonde Ahlstrom en collegae aan dat de eerste dimensie van de WAI sterk geassocieerd is met de totale WAI en als een goede indicator voor werkvermogen kan worden gezien (Ahlstrom, 2010). In een dwarsdoorsnedeonderzoek onder de Finse beroepsbevolking blijkt dat relatief meer werklozen dan werkenden hun werkvermogen, zoals gemeten met deze eerste dimensie van de WAI, als verminderd beoordelen (Gould, 2008).

Werkvermogen wordt gemeten met een vraag uit de Work Ability Index. De WAI is een maat voor de mate waarin een werknemer, gegeven zijn gezondheid, in staat is om fysiek en mentaal om te gaan met de eisen op het werk. Met deze vraag kan de respondent aangeven in welke mate hij op dit moment in staat is om te werken. Werkvermogen wordt gemeten op een 11-puntsschaal (0=geheel niet in staat om te werken, 10=werkvermogen in beste periode van uw leven)

Gould en collegae beschrijven in hun onderzoek het werkvermogen van de volwassen Finse populatie (Gould, 2008). Hieronder is de verdeling van de Work Ability score weergegeven per leeftijdscategorie.

Onderzoek van Ahlstrom en collegae uit 2010 onder vrouwen die langdurig verzuimen wegens ziekte laat zien dat een Work Ability-score van minder dan 2 geassocieerd is met de WAI-categorie ‘slecht’. Een score van 3-6 is geassocieerd met de categorie ‘slecht-gemiddeld’, een score van 7 of 8 met de categorie ‘gemiddeld-goed’ en een score van 9 of 10 met de categorie ‘goed-uitstekend’. Op basis van deze literatuur is besloten om bij een Work Ability-score van <7 uit te gaan van matig/slecht werkvermogen.

3. Signaalvragen thuissituatie: vragen 9 t/m 12

De thuissituatie kan in de praktijk belemmeringen opleveren voor het vinden van werk. De thuissituatie bepaalt mede hoeveel tijd iemand heeft voor het zoeken naar een baan, maar werkt ook door in de eisen die hij aan werk stelt. De aanwezigheid van een partner of kinderen zijn dan cruciale factoren (Gelderblom, 2007). Bij het behouden van werk speelt de combinatie tussen werk en privé eveneens een rol. De vraag over de samenstelling van het huishouden is overgenomen van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

De thuissituatie wordt mede bepaald door de levensfasen waarin mensen verkeren en de daarbij behorende zorgtaken. Drie zelfgeformuleerde vragen, op basis van een inventarisatie van belemmeringen onder werklozen (Van der Aa, 2003), geven inzicht in de perceptie van belemmeringen in de thuissituatie om werk te vinden. Het gaat dan om 1) zorg voor kinderen, partner of familie, 2) huisvesting en 3) schulden.

4. Signaalvragen gezondheid: vragen 13 t/m 20

De relatie tussen werkloosheid en een slechte gezondheid is veelvuldig aangetoond, zoals blijkt uit een hogere prevalentie van ziekte en beperkingen en een hogere sterfte onder werklozen (Bartley, 2004; Janlert, 1997; Morris, 1994; Lundin, 2010). Daarnaast zien we dat werklozen met een slechte gezondheid minder kans hebben op het vinden van een betaalde baan (Price, 2002; Eden, 1993; McKee-Ryan, 2005). Onderzoek van het Erasmus MC onder ongeveer 1.000 werklozen in Rotterdam laat zien dat verschillende dimensies van de gezondheid van invloed zijn op de kans om een baan te vinden (Schuring. 2011).

De twaalf-item Short Form Health Survey (SF-12) is een praktische, betrouwbare en gevalideerde vragenlijst die zowel fysieke als mentale gezondheid meet (Ware 1996). Gezondheid wordt gemeten binnen acht domeinen, te weten: fysiek functioneren, rolbeperking door lichamelijke gezondheidsproblemen, pijn, ervaren gezondheid, vitaliteit, sociaal functioneren, rolbeperking door emotionele problemen en geestelijke gezondheid.

Algemene gezondheid: vraag 13

De algemeen ervaren gezondheid wordt gemeten met één vraag uit de SF-12.

Lichamelijke gezondheid: vraag 14, 15

De SF-12 meet lichamelijke gezondheid/fysiek functioneren door middel van twee vragen op een 3-puntsschaal (nee: helemaal niet beperkt, ja: een beetje beperkt. Ja: erg beperkt). Voor de Scan Werkvermogen Werkzoekenden is de schaal vereenvoudigd naar een 2-puntsschaal (ja, nee).

Psychische gezondheid: vraag 16 t/m 20

De RAND Mental Health Inventory (MHI) wordt gebruikt om de psychische gezondheid te meten. De MHI bestaat uit vijf vragen en is een subschaal van de SF-12. De MHI maakt gebruik van een 5-puntsschaal (steeds, meestal, soms, bijna nooit, nooit). Voor de Scan Werkvermogen Werkzoekenden is de schaal vereenvoudigd naar een 2-puntsschaal (ja, nee).

5. Signaalvragen leefstijl: vragen 21 t/m 23

Een ongezonde leefstijl verhoogt het risico op gezondheidsaandoeningen en hiermee een verminderd werkvermogen (Van den Berg, 2009). Vraag 22 biedt zicht op de perceptie over de noodzaak om de leefstijl aan te passen voor de eigen gezondheid en is overgenomen uit de WerkScan (De Zwart, 2012). Vragen 21 en 23 zijn zelf geformuleerd op basis van een inventarisatie van belemmeringen onder werklozen (Van der Aa, 2003). Vraag 21 geeft zicht op de eigen perceptie van gezonde leefstijl en vraag 23 toont of de eigen leeftijd als probleem wordt ervaren om betaald werk te vinden.

6. Signaalvragen werk zoeken: vragen 24 t/m 29

De intensiteit van het zoekgedrag, de hoeveelheid tijd en moeite die geïnvesteerd wordt in het zoeken naar werk en de kwaliteit van het zoekgedrag, is gerelateerd aan een snellere werkhervatting (Kanfer, 2001). De intensiteit en kwaliteit van het concrete zoekgedrag wordt gemeten met zes vragen, op een 2-puntsschaal (ja, nee), afkomstig uit de vragenlijst behorend bij het onderzoek naar de aansluiting van vraag en aanbod van laaggeschoold werk. In dit onderzoek wordt meer inzicht verkregen in de huidige zoekpraktijk van zowel werkzoekenden als werkgevers en de rol van de uitvoering daarbij (AStri, publicatie 2012). In dit onderzoek bleken de vragen naar concreet zoekgedrag onderscheidend te zijn voor verschillende groepen werkzoekenden.

7. Signaalvragen persoonlijk netwerk: vragen 30 t/m 32

De mate van informele of formele participatie is van invloed op het welbevinden van de werkzoekende. Op basis van beperkt beschikbare informatie geldt dat er aanwijzingen zijn dat de sterkte van het sociale netwerk invloed heeft op de baankans (Gelderblom, 2007). Sociaal kapitaal wordt gemeten aan de hand van drie vragen gemeten op een 2-puntsschaal (ja, nee). Deze vragen zijn gebaseerd op de items die zijn toegepast in het onderzoek van Wanberg en collegae (2002), waarin sociaal kapitaal wordt gemeten door twee items op een 2-puntsschaal (eens, oneens).

8. Signaalvragen vaardigheden en leerhouding: vragen 33 t/m 37

Voor het verkrijgen van een betaalde baan is het van belang dat de werkloze zicht heeft op de eigen capaciteiten en vaardigheden. Daarnaast kan de bereidheid tot scholing, waarmee kennis en vaardigheden kunnen worden vergroot, ertoe bijdragen dat iemand sneller werk vindt. Om meer zicht te krijgen op de vaardigheden en leerhouding zijn vijf vragen opgesteld. Deze vragen zijn afgeleid van onderzoek onder ‘Herintredende 55-plussers’ (Cuelenaere en Veldhuis, 2011) en de vragenlijst die behoort tot de WerkScan (De Zwart, 2012).

9. Signaalvragen zelfwaardering en zelfredzaamheid: vragen 40 t/m 44

Uit onderzoek van het IWI onder uitkeringsgerechtigden blijkt zelfredzaamheid een belangrijke voorspeller te zijn van werkhervatting. Een hoge mate van zelfredzaamheid draagt bij aan het algemeen functioneren. Zowel de gezondheidsbeleving als de mate waarin het werk wordt hervat is beter bij mensen met een hogere zelfwaardering (IWI, 2009). Werklozen hebben gemiddeld een lagere zelfwaardering en zelfredzaamheid dan werkende mensen. Een negatief zelfbeeld en het op een ineffectieve manier omgaan met problemen, kan een belemmering zijn voor werkhervatting (Schuring, 2009).

Zelfwaardering: vragen 40 t/m 42

De Rosenberg Self-Esteem Scale is het meest gebruikte meetinstrument voor het meten van zelfwaardering. De schaal bestaat uit tien items, waarvan vijf positief en vijf negatief verwoord worden (Sinclair, 2010), gemeten op een 4-puntsschaal (0= helemaal niet mee eens, 3= helemaal mee eens). Onderzoek met de Rosenberg Self-Esteem Scale in verschillende landen bewijst dat zelfwaardering gelijkwaardig is tussen verschillende culturen en dat evaluatie van iemands eigenwaarde een universeel kwantificeerbare menselijk eigenschap is (Schmitt, 2005).

Voor de Scan Werkvermogen Werkzoekenden zijn drie items geselecteerd, waarvan twee positief en 1 negatief verwoord worden. De schaal is vereenvoudigd naar een 2-puntsschaal (ja, nee).

Controle over het leven: vragen 43, 44

Het gevoel van controle over het eigen leven wordt gemeten met de Personal Mastery Scale (Pearlin, 1978). Dit meetinstrument bestaat uit zeven items die gescoord worden op een 5-puntsschaal (0= helemaal mee oneens, 4= helemaal mee eens). Voor de Scan Werkvermogen Werkzoekenden zijn drie items geselecteerd en is de schaal vereenvoudigd naar een 2-puntsschaal (ja, nee).

10. Signaalvragen intentie, houding en gedrag: vragen 45 t/m 52

Iemands intentie is de belangrijkste determinant voor daadwerkelijk gedrag. Intenties zijn bewuste plannen en motivatie; ze laten zien hoeveel moeite iemand wil doen om het gedrag uit te voeren. Intenties worden beïnvloed door drie determinanten:

  • Attitude: positieve dan wel negatieve houding die een persoon over een bepaald gedrag kan hebben.

  • Subjectieve norm: de door een individu waargenomen sociale druk om gedrag al dan niet uit te voeren.

  • Eigen effectiviteit: het geloof van een individu dat hij succesvol gedragingen kan vertonen.

Motivatie en attitude ten opzichte van werk worden gemeten door zelfgeformuleerde vragen die alle determinanten van ASE-model meten die gebaseerd zijn op de theory of planned behaviour (Ajzen, 1991; van Hooft, 2004).

De volgende componenten worden gemeten in relatie tot het uitvoeren en vinden van werk:

  • attitude ten opzichte van werk: vraag 46, 47;

  • subjectieve norm: vraag 48, 49;

  • eigen effectiviteit: vraag 50, 51;

  • intentie om werk te gaan zoeken: vraag 45.

De verschillende componenten worden gemeten op een 4-puntsschaal (0= helemaal mee eens, 4= helemaal niet mee eens). Voor de Scan Werkvermogen Werkzoekenden is de schaal vereenvoudigd naar een 2-puntsschaal (ja, nee).

De vraag naar de verwachting om snel werk te vinden (vraag 52) is gebaseerd op onderzoek van Brouwer e.a. (2011), waaruit naar voren komt dat werkhervatters hoger scoren op de stelling: ik verwacht snel op eigen kracht werk te vinden (een stelling afkomstig uit de Wanberg arbeidsmarkt, ontwikkeld voor de Monitor Re-integratie WW’ers (Van den Berg e.a., 2007). Voor de Scan is ‘het snel vinden van werk’ geconcretiseerd tot ‘binnen een half jaar’. De theoretische achtergrond van deze vraag is te vinden in de motivatietheorie (valentie-instrumentaliteit-verwachting-theorie of VIE-theorie) van Vroom (1964).

11. Signaalvragen concessiebereidheid: vragen 53 t/m 56

Uit kwalitatief onderzoek onder herintredende werkloze 55-plussers komt onder meer naar voren dat de bereidheid om concessies te doen een bevorderende factor is ten aanzien van het vinden van een baan. Het gaat dan om concessies rond de hoogte van het loon, de inhoud en de kwaliteit van het werk, de werkzekerheid en de gewenste omvang van het contract (Cuelenaere en Veldhuis 2011). Om inzicht te krijgen in de concessiebereidheid zijn over deze thema’s vragen opgesteld op een 2-puntsschaal (ja, nee).

5. Literatuurverwijzingen

Referenties vragenlijst Scan Werkvermogen Werkzoekenden

Ahlstrom L, Grimby-Ekman A, Hagberg M, Dellve L. The work ability index and single-item question: associations with sick leave, symptoms, and health – a prospective study of women on long-term sick leave. Scan J Work environ Health. 2010;36:404-12

Ajzen I. The Theory of planned behaviour. Organ Behav Hum Decis Process. 1991;50:179-211.

Alavinia SM, Van den Berg TI, Van Duivenbooden CJ, Elders LA, Burdorf A. Impact of work-related factors, lifestyle, and work ability on sickness absence among Dutch construction workers. Scand J Work Environ Health 2009a;35:325-33.

Alavinia SM, De Boer AG, Van Duivenbooden CJ, Frings-Dresen MH, Burdorf A. Determinants of work ability and its predictive value for disability. Occup Med 2009b;59:32-7.

Berg, N, van den, Geuns, R.C. van & Rij, C. van (2007). Monitor Re-integratie WW’ers. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek.

Bartley M, Sacker A, Clarke P. Employment status, employment conditions, and limiting illness: prospective evidence from the British household panel survey 1991-2001. J Epidemiol Community Health. 2004;58:501-06.

Brouwer, S. e.a. (2011) Eindrapportage Voorspellers van werkhervatting. Een onderzoek onder werklozen in Noord Holland. Groningen: UMCG

Cuelenaere B, Veldhuis V. (2011) Herintreding werkloze 55-plussers. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen.

Cuelenaere, B., Burg, C. van der, Veldhuis, V. en Veerman, T.J. (2011) Aansluiting vraag en aanbod laaggeschoold werk, onderzoek onder werkzoekenden, werkgevers en uitvoerders. Leiden: AStri

Eden D, Aviram A. Self-efficacy training to speed reemployment: Helping people to help themselves. J Appl Psychol. 1993;78:352-60.

Gelderblom A, de Koning J. Effecten van “zachte” kenmerken op de reïntegratie van de WWB, WW en AO populatie. SEOR, Rotterdam; 2007(opdrachtgever Ministerie SZW)

Gould R, Ilmarinen J, Järvisalo J, Koskinen S. Dimensions of work ability: results of the health 2000 survey. Vaassa, finland: Waasa Graphics Oy, 2008.

IWI (Inspectie Werk en Inkomen). Meedoen met belemmeringen – maatschappelijke participatie, gezondheidsbeleveing en zelfredzaamheid van langdurig uitkeringsgerechtigden. Ministerie SZW;2009.

Janlert U. Unemployment as a disease and diseases of the unemployed. Scan J Work Environ Health. 1997;23:79-83.

Kanfer R, Wanberg CR, Kantrowitz TM. A personality-motivational analysis and meta-analytic review. J Appl Psychol. 2001;86:837-55.

Lundin A, Lundberg I, Hallsten L, Ottoson J, Hemmingson T. Unemployment and mortality – a longitudinal proepective study on selection and causation in 49321 Swedish middle-aged men. J Epidemiol Community Health. 2010;64:22-28.

Mckee-Ryan F, Song Z, Wanberg CR, Kinicki AJ. Psychological and physical well-being during unemployment: a meta-analytic study. J Appl Psychol. 2005;90:53-76.

Morris JK, Cook DG, Sharper AG. Loss of employment and mortality. BMJ. 1994;308:1135-39.

Nationale enquete arbeidsomstandigheden

Pearlin LI, Schooler C. The structure of coping. J Health Soc Behav. 1978;19(1):2-21.

Price RH, Choi JN, Vinokur AD. Links in the chain of adversity following job loss: how financial strain and loss of personal control lead to depression, impaired functioning, and poor health. J Occup Health Psychol. 2002;7:302-12.

Schuring M, Mackenbach J, Voorham A & Burdorf A. The effect of reemployment on perceived health. J Epidemiol Community Health. 2011;65:639-44.

Schuring M, Burdorf A, Voorham A, der Weduwe K & Mackenbach J. Effectiveness of a health promotion programme for long-term unemployed subjects with health problems: a randomized controlled trial. J Epidemiol Community Health. 2009;63:893-99.

Sinclair SJ, Blais MA, Gansler DA, Sandberg E, Bistis K, LoCicero A. Psychometric properties of the Rosenberg Self-Esteem Scale: overall and across demographic groups living within the United States. Eval Health Prof. 2010;33(1):56-80.

Schmitt DP, Allik J. Simultaneous administration of the Rosenberg Self-Esteem Scale in 53 nations: exploring the universal and culture-specific features of global self-esteem. J Pers Soc Psychol. 2005;89(4):623-42.

Van der Aa P, van der Giesen E, Hekelaar A, Libregts I, van Toorn M. In de ban van de baan. Sociaal Wetenschappelijke Afdeling – Rotterdam. 2003.

Van de Berg TI, Elders LA, de Zwart BC, Burdorf A. The effects of work-related and individual factors on the Work Ability Index: a systematic review. Occup Environ Med. 2009;66(4):211-20.

Van den Berg TI, Robroek SJ, Plat JF, Koopmanschap MA, Burdorf A. The importance of job control for workers with decreased work ability to remain productive at work. Int Arch Occup Environ Health. 2011;84:705-12.

Van Hooft EAJ, Born MPh, Taris TW, van der Flier H. Job search behavior and the theory of planned behavior: Minority – majority group differences in The Netherlands. J Vocat Behav. 2004;65(3):366-90.

Vroom, V.H. (1964) Work and motivation. New York: John Wiley & Sons.

Wanberg CR, Hough LM, Song Z. Predictive validity of a multidisciplinary model of reemployment success. J Appl Psychol. 2002;87(6):1100-20.

Ware JE Jr, Kosinski M, Keller SD. A 12-item Short-Form Health Survey: construction of scales and preliminary tests of reliability and validity. Med Care. 1996;34(3):220-33.

Zwart, B.C.H. de, V. Veldhuis, M.H.W. Frings-Dresen & S. van Merendonk (2012). Format Handleiding WerkScan. Leiden.

Toegepaste literatuur over werkvermogen

  • Alavani, S.M. (2008). The effect of work on health and work ability. Rotterdam: Erasmus MC, proefschrift.

  • Berg, T. Van den (2010). The role of work ability and health on sustaining employability. Rotterdam: Erasmus MC, proefschrift.

  • Ilmarinen, J., K. Tuomi & J. Seitsamo (2005). New dimensions of work ability. International Congress Series, 1280: 3-7.

  • Lindberg, P. (2006). The work ability continuum: epidemiological studies of factors promoting sustainable work ability. Stockholm: Karolinska Institute, proefschrift.

  • Shacklock, K & Y. Brunetto (2011). A model of older workers’ intentions to continue working. Personnel Review, 40 (2):252-274.

  • Zwart, B.C.H. de (2011). Duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Sdu uitgevers: Arbo-informatieblad 52.

Toegepaste literatuur over motiverende gespreksvoering

  • Brug, J. & S.P.J. Kremers (2002). Een model voor fasen van gedragsverandering: het model Stages of Change en voedingsvoorlichting. Informatorium, Voedingsleer XIV-1. Voeding & Diëtetiek.

  • Merendonk, S. van (2011). Inleiding in Motivational Interviewing. Eindhoven: Academie voor Motivatie en Gedragsverandering, reader.

  • Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002). Motivational Interviewing: preparing people to change. New York, London: The Guilford Press.

  • Miller. W.R. & Rollnick, S. (2009). Ten things that motivational interviewing is not. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 37(2): 129-140.

  • Prochaska, J.O., C.A. Redding & K.E. Evers (2002). The transtheoretical model and stages of change. In: Glanz, K., B.K. Rimer, F.M. Lewis et al (red.), Health behaviour and health education: theory, research and practice. San Francisco, CA: Jossey-Bass, 3rd edition: 99-120.

  • Rollnick, S., C.C. Butler, P. Kinnersley, J. Gregory & B. Mash (2010). Motivational Interviewing. British medical Journal, 340: c1900-c1900.

  • Te Lintel Hekkert, M.P. & J.N.M. Schumacher (2003). Richtlijnen zelfmanagement van patiënten met COPD in de huisartsenpraktijk. NIZW.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document