Stap 4 De drie arbeidsdeskundige arbeidsparticipatiepijlers
Na het gesprek met de cliënt stelt de arbeidsdeskundige vast of er voldoende informatie en consensus is om tot de fase van oordeelsvorming over te gaan. Is dat niet het geval, dan verzamelt de arbeidsdeskundige aanvullende informatie of gaat hij opnieuw in gesprek met cliënt.
Aan de hand van de gegevens uit het gesprek en de bereikte consensus vormt de arbeidsdeskundige zich een oordeel over:
Het sociale activeringsniveau.
Het werkvermogen.
Het werkzoekgedrag.
De arbeidsdeskundige weegt alle informatie en bepaalt de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie voor de cliënt. Dit kan arbeid in loondienst zijn of zelfstandig ondernemerschap. De arbeidsdeskundige onderzoekt welke belemmerende factoren te beïnvloeden zijn, of de cliënt hiertoe zelf in staat is of dat hij daarbij geholpen moet worden.
Per onderdeel stelt de arbeidsdeskundige vast of de bevorderende factoren zodanig beïnvloed kunnen worden dat er sprake is van voldoende compenserend vermogen.
Sociaal activeringsniveau
De arbeidsdeskundige bepaalt het sociale activeringsniveau met behulp van de vragenlijst van de Participatieladder, aangevuld met informatie uit het gesprek.
Werkvermogen en werkzoekgedrag
De arbeidsdeskundige bepaalt het werkvermogen en werkzoekgedrag met hulp van de Scan Werkvermogen Werkzoekenden, aangevuld met informatie uit het gesprek. Voor het uiteindelijke arbeidsparticipatieadvies heeft de arbeidsdeskundige de signaalgebieden die beïnvloed kunnen worden via de persoonlijke en externe factoren in kaart gebracht. Het advies is pas compleet als duidelijk is welke interventies nodig zijn, welke eventuele kosten er aan deze interventies verbonden zijn en hoeveel tijd nodig is om de cliënt klaar te maken voor de arbeidsmarkt. Om de interventies inzichtelijk te maken kan de arbeidsdeskundige deze keuzes opnemen in onderstaand schema (figuur 4).
De vragen die de arbeidsdeskundige zichzelf hierbij kan stellen zijn:
Zet ik in op versterking van het al aanwezig potentieel? Of worden de belemmerende factoren aangepakt?
Kies ik ervoor de cliënt als eerste een inspanning te laten leveren? Ook als dit een grotere tijdsinvestering betekent?
Kies ik voor de snelste route om de blokkade op te heffen? Of kies ik voor de goedkoopste route (in termen van interventiekosten)?
Kies ik voor een langere route om de kans op duurzaamheid te vergroten? NB: Dit kan een duurdere optie zijn in termen van interventiekosten.
Hulpformulier: methodisch bepalen van noodzakelijke acties en interventies voor arbeidsparticipatie | ||||||
Analyseren van de informatie van mogelijke interventies | Richting van het advies | |||||
Participatieladder | Volgens de Participatieladder is de cliënt in te delen in de trede: [] 1 Geïsoleerd [] 2 Sociale contacten buitenshuis [] 3 Deelname aan georganiseerde activiteiten [] 4 Onbetaald werk [] 5 Betaald werk met ondersteuning [] 6 Betaald werk | |||||
Werkzoekgedrag | Signaalgebied (nr): | 8 Benoem welke factor beïnvloed wordt (dit kunnen er meerdere zijn) | 9 Wie zorgt voor de afgesproken interventie? (zie kolom 6) | 10 Interventie specifiek (Kosten-batenanalyse) | ||
Cliënt zelf | Derden | |||||
Concessiebereidheid | (1) | |||||
Persoonlijk netwerk | (2) | |||||
Intentie, houding en gedrag | (3) | |||||
Zelfwaardering en zelfredzaamheid* | (4) | |||||
Gezondheid | (5) | |||||
Zoeken naar werk | (9) | |||||
Werkvermogen | Signaalgebied (nr): | 8 Benoem welke factor beïnvloed wordt (dit kunnen er meerdere zijn) | 9 Wie zorgt voor de afgesproken interventie? (zie kolom 6) | 10 Interventie specifiek (Kosten-batenanalyse) | ||
Cliënt zelf | Derden | |||||
Zelfwaardering en zelfredzaamheid | (4) | |||||
Gezondheid | (5) | |||||
Vaardigheden en Leerhouding | (6) | |||||
Thuissituatie | (7) | |||||
Leefstijl | (8) | |||||
Ondernemerschap |
figuur 4
Zelfstandig ondernemerschap
Uit de informatie die de arbeidsdeskundige via de agendasetting en het gesprek heeft verkregen, kan naar voren komen dat de cliënt interesse heeft om zich te vestigen als zelfstandig ondernemer. Het is dan van belang om meer inzicht te krijgen in de vaardigheden en competenties die hiervoor vereist zijn. De arbeidsdeskundige moet zich een oordeel kunnen vormen over de haalbaarheid van deze optie. Duidelijk moet worden of de cliënt voldoende ondernemend is, over voldoende realiteitszin en doorzettingsvermogen beschikt, commercieel is ingesteld, risico’s kan inschatten en in staat is om met cliënten te communiceren. Om antwoord op deze vragen te krijgen, kan de arbeidsdeskundige gebruikmaken van een vragenlijst die is opgesteld door het IMK. Deze checklist is opgenomen in de Toolbox. Al tijdens de agendasetting kan de arbeidsdeskundige besluiten dat zelfstandig ondernemerschap een reële optie is. Hij kan dan de IMK-vragenlijst als toetsend element inzetten tijdens het gesprek.