ICF en begrippenkader | Arbeidsdeskundigen

Leidraad Arbeidsparticipatie
ICF en begrippenkader

Uitgangspunt

Bij het methodisch in kaart brengen van de mogelijkheden van een cliënt wordt in de sociale verzekeringssector, de curatieve sector en bij paramedici steeds vaker het conceptuele kader van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)1 gebruikt. In de ICF staat het functioneren van een persoon in zijn maatschappelijke context centraal. Dit uitgangspunt sluit goed aan bij het in kaart brengen van werkvermogen en arbeidsparticipatiemogelijkheden. De vorm en inhoud van de arbeidsparticipatiemogelijkheden worden namelijk ook sterk bepaald door de maatschappelijke context en de arbeidsmarkt.

Toenemend gebruik

Steeds meer beroepsgroepen waarmee arbeidsdeskundigen samenwerken, gebruiken het conceptuele kader van de ICF bij de ontwikkeling van meetinstrumenten en richtlijnen, bij hun verslaglegging en bij wetenschappelijk onderzoek.2

Voordelen

Met de door de ICF geboden denkwijze en het bijbehorende begrippenkader kan het functioneren van een persoon systematisch worden beschreven in samenhang met alle factoren die invloed uitoefenen op zijn functioneren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de lichamelijke en psychische functies (negatief: stoornissen), activiteiten (of door het individu ervaren beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten) en de hiermee samenhangende maatschappelijke participatiemogelijkheden. De ICF sluit aan op de benadering in bijvoorbeeld de Participatiewet, die ook primair uitgaat van de mogelijkheden van de burger. Gebruik van de ICF kan nog een ander bijkomend voordeel hebben. Als alle betrokken professionals – arbeidsdeskundigen, bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, paramedici en behandelaar(s) – het denkkader van de ICF als uitgangspunt nemen voor hun handelen, is de kans op een goed afgestemde geïntegreerde aanpak aanzienlijk groter.3

ICF-schema

De ICF beschrijft de mogelijke relaties tussen verschillende componenten die betrekking hebben op de gezondheid van een cliënt en de mogelijkheden om te participeren in de maatschappij. Participeren in arbeid maakt daar onderdeel vanuit. Per cliënt kan de schakering van relevante factoren anders zijn.

ICF-schema

Drie componenten

Het menselijk functioneren, het centrale deel van de ICF, is opgedeeld in drie componenten. Deze componenten weerspiegelen drie perspectieven:

  • het perspectief van het organisme (functies en anatomische eigenschappen);

  • het perspectief van het individu (activiteiten);

  • het perspectief van de maatschappij (participatie, deelname aan de samenleving in onder meer arbeid).

Negatief geformuleerd gaat het bij problemen op het vlak van het organisme om stoornissen, bij problemen van het individu bij het uitvoeren van bepaalde activiteiten om beperkingen en bij problemen ten aanzien van (arbeids)participatie om participatieproblemen gerelateerd aan het verwerven of behouden van werk als werknemer of zelfstandige.

Op het functioneren van de mens zijn van invloed (zie ook het ICF-schema):

  • aandoeningen/syndromen/medische diagnose;

  • externe factoren: de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven;

  • persoonlijke factoren: individuele kenmerken die geen deel uitmaken van de functionele gezondheidstoestand.

De invloed van externe en persoonlijke factoren op het functioneren kan belemmerend of stimulerend werken op (arbeids)participatie. De ICF kent een gemeenschappelijk begrippenkader en indelingskader naar ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’. De invulling van de begrippen ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’ is nog in ontwikkeling. De hier gehanteerde omschrijvingen zijn gebaseerd op de documentatie van dr. Yvonne Heerkens e.a., aangevuld met andere bronnen.

Voorbeelden van persoonlijke factoren

Algemene en niet-arbeidsgerelateerde persoonlijke factoren

Naam, adres, leeftijd, geslacht.

Medische factoren, zoals medicatie, medische (voor)geschiedenis, acceptatie van en adaptatie aan gezondheidsbeperkingen.

Leefstijl: voedingsgewoonten, beweeggewoonten, gebruik van alcohol en drugs.

Algemene en arbeidsgerelateerde persoonlijke factoren

Coping, ‘self-efficacy’, arbeidsmotivatie, herstelbehoefte, betekenisverlening aan ingrijpende gebeurtenissen, sociale druk om te werken, vertrouwen te kunnen werken, copinggedrag werkhervatting, bevlogenheid.

Arbeidsgerelateerde persoonlijke factoren

Loopbaangegevens: aantal jaren werkzaam, beroep, loopbaanfase, verandering van baan.

Competenties: opleidingsniveau, kennis, vaardigheden, attitude.

Verzuimgegevens: verzuimbehoefte, verzuimgedrag, verzuimdrempel, verzuimgeschiedenis.

Fysieke en mentale belastbaarheid (arbeidsgeschiktheid).

Overige persoonlijke factoren

Kwaliteit van leven.

Het gaat bij persoonlijke factoren dus om de feiten én beleving, zowel arbeids- als niet-arbeidsgerelateerd.

Voorbeelden van externe factoren

Arbeidsgerelateerde externe factoren

Arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen, communicatiemogelijkheden, werkklimaat/cultuur bedrijf, arbeidsbelasting, regelmogelijkheden , aanpassingsmogelijkheden werk, lichamelijke belasting werk, mentale belasting werk, sociale steun op het werk.

Thuissituatie, gerelateerde externe factoren

Gezinssamenstelling, huisvesting, steun van dierbaren/familie, familiegebeurtenissen.

Zorggerelateerde externe factoren

Wachttijden, behandeleffecten, samenwerking.

Overige externe factoren

Financiële middelen, klimaat, woning, school, wijk/buurt.

Het gaat bij externe factoren ook om de feiten én beleving, zowel arbeids- als niet-arbeidsgerelateerd.

Participatiemogelijkheden

Samenvattend: de ICF neemt de activiteiten die een persoon kan verrichten met inachtneming van de aandoening/stoornis als uitgangspunt en stelt dat deze in combinatie met persoonlijke en externe factoren bepalend zijn voor zijn arbeidsparticipatiemogelijkheden. Met het ICF-schema kan worden geordend:

  • Welke activiteiten een cliënt kan verrichten, rekening houdend met de beperkingen in het verrichten van activiteiten. Hierbij gaat het zowel om het functioneren thuis als buitenshuis in de maatschappij.

  • Welke persoonlijke factoren van invloed zijn op het maatschappelijk participeren op onder meer de arbeidsmarkt.

  • Welke externe factoren van invloed zijn op het maatschappelijk participeren op onder meer de arbeidsmarkt.

4

WHO. ICF. International Classification of Functioning, Disability and Health. Geneva: World Health Organization, 2001. RIVM. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health, ICF. Bilthoven: RIVM, 2002.

1 

Heerkens, Y.F., Ravensberg, C.D. van. Toepassingsmogelijkheden van de multiprofessionele International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) in de paramedische zorg. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; 2007.

2 

Gezondheidsraad. Beoordelen, behandelen en begeleiden: Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Gezondheidsraad, 2005.

3 

4  - Yvonne Heerkens. Contextualfactors-ICF–2013-05.doc.- Yvonne Heerkens, Dorine van Ravensberg, Hillegonda Stallinga, Marcel Post, Huib ten Napel, Marijke de Kleijn-de Vrankrijker. Personal factors in the ICF: Dutch analysis and approach. WHO-meeting, Brasilia 2012, poster C159.- Yvonne Heerkens, Josephine Engels en Joost van der Gulden. Een pleidooi voor het gebruik van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) in de arbozorg. Pagina 69-82.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document