Gemeenten besteden in hun beleid weinig aandacht aan het voorkomen van verdringing van reguliere arbeid als bijstandsgerechtigden gaan werken met behoud van uitkering. Dit leidt tot een grotere kans op ongelijke behandeling binnen een gemeente en op het overschrijden van de grens van wat nog als niet-reguliere arbeid kan worden gezien. Dit blijkt uit het rapport ‘Gemeentelijke aandacht voor verdringing door bijstandsgerechtigden’ van de Inspectie SZW.
Het opdoen van werkervaring in een ‘echte werkomgeving’ wordt gezien als een succesfactor om uiteindelijk weer aan het werk te komen. Als werk echter niet meer additioneel is maar zuiver productief, is er sprake van reguliere arbeid. Het verrichten daarvan door bijstandsgerechtigden wordt gezien als verdringing.
Gemeenten zijn bekend met dit dilemma maar velen besteden er, naar het oordeel van de Inspectie, geen of onvoldoende aandacht aan. Zij laten dit volledig over aan de klantmanagers. Die proberen soms het gebrek aan beleid te compenseren door zelf criteria te bedenken of door moeilijke individuele casussen met collega’s te bespreken. Verdringing wordt daarbij door klantmanagers in sommige gevallen geaccepteerd. Het ontbreken van uitgewerkt beleid leidt er bovendien toe dat gemeenten vaak onvoldoende duidelijk kunnen maken hoe de afweging van de verschillende belangen door de klantmanager plaatsvindt bij de keuze van het instrument. Ook werkt het mogelijke ongelijke behandeling binnen een gemeente in de hand.