De loonwaardedeskundige zet de arbeidsprestatie van de werknemer per hoofdtaak af tegen de normfunctie op basis van tempo, kwaliteit en netto werktijd. Daarbij maakt hij gebruik van de taak-urenanalyse op basis van de werkelijk uitgevoerde hoofdtaken van de werknemer (zie figuur 4) en de taak-urenanalyse van de normfunctie (zie figuur 14). In figuur 16 voegt de loonwaardedeskundige deze twee tabellen samen en brengt hij de totale arbeidsprestatie in beeld. In deze stap besteedt de loonwaardedeskundige met name ook aandacht aan het verklaren van de arbeidsprestatie. De loonwaardedeskundige kan in deze stap gebruikmaken van figuur 4 en figuur 14 door deze naast elkaar te zetten en te vergelijken. Daardoor is snel te zien waar de knelpunten in de uitvoering van de functie zitten en is zichtbaar waar de verschillen in tijdsbesteding tussen de normfunctie en de door de werknemer uitgevoerde functie zich bevinden.
Figuur 24 bevat hulpvragen die de loonwaardedeskundige aan de werkgever kan stellen bij het vaststellen van tempo, kwaliteit en netto werktijd.
Hulpvragen vaststellen tempo, kwaliteit en netto werktijd
Voor welke taken die een reguliere medewerker uitvoert is het resultaat te duiden in aantallen? Als de aantallen niet te duiden zijn, wat is uw inschatting?
Hoeveel aantallen/diensten produceert de werknemer?
Op welke taken wijkt de arbeidsprestatie af? Toelichting: …………………….
Arbeid | Arbeidsprestatie | |||||
Taak | Omschrijving | Tijd werknemer | Tempo | Kwaliteit | Netto werktijd | Prestatie t.o.v. norm |
1 | Inname van kleding | 0% | ||||
2 | Strijken en vouwen van kleding | 52,5% | ||||
3 | Uitgifte van kleding | 30% | ||||
4 | Opruimen van de werkplek | 17,5% | ||||
Totaal | 100% |
Het voorbeeld in figuur 25 gaat over een wasserijmedewerker en is opgesteld op basis van de normfunctie en de werkelijk uitgevoerde taken van de werknemer. Hiermee kan de loonwaardedeskundige de totale arbeidsprestatie in beeld brengen.
De loonwaardedeskundige dient de percentages bij tempo, kwaliteit en netto werktijd in de tekst van het loonwaarderapport zorgvuldig te onderbouwen met zo veel mogelijk relevante en concrete feiten. Zie hiervoor ook de voorbeelden hierna. Bij het afzetten van de waarden van de prestatie van de werknemer tegen de normprestatie bij tempo, kwaliteit en netto werktijd geldt de formule:
Arbeidsprestatie = prestatie werknemer/prestatie norm * 100%
De werknemer heeft regelmatig een-op-een-instructie nodig bij het strijken van speciale kleding. Daarbij moet haar collega voordoen hoe een kledingstuk gestreken moet worden en kijkt de werknemer toe. Hierdoor is de werknemer 2 uur per week niet productief in de taak ‘strijken en vouwen van kleding’. Deze taak verricht de werknemer 52,5% x 40 uur = 21 uur per week. In de normfunctie zijn werknemers 100% productief. De werknemer heeft 2/21 * 100% = 9,52% netto werktijdsverlies in de taak ‘strijken en vouwen van kleding’. De waarde voor netto werktijd bij deze hoofdtaak is 90,48%.
In het protocol werkplekbezoek (bijlage 1) en gespreksprotocol werkgever (bijlage 5) staan diverse hulpvragen voor tempo, kwaliteit en netto werktijd.
Tempo
Wie bepaalt de volgorde waarin je jouw taken uitvoert?
Welke taken doe je op een dag?
Wat is jouw tempo als je jezelf vergelijkt met jouw collega’s?
Hoeveel tijd heb je nodig voor het uitvoeren van deze taak?
Wat beïnvloedt jouw tempo? (waardoor ben je sneller/langzamer dan jouw collega’s of waardoor komt het dat je meer/minder tijd nodig hebt voor het uitvoeren van je taak?)
Kwaliteit
Wat gaat er wel eens fout in je werk?
Wie herstelt jouw fouten?
Hoeveel fouten maak je?
Wie controleert jouw werk?
Wat moet/wil je nog leren in je huidige taken?
Netto werktijd
Hoeveel uur per dag/week werk je?
Hoeveel extra uitleg heb je nodig?
Hoe vaak neem je extra pauzes?
Hoe vaak komt het voor dat je niets te doen hebt?
Hoe vaak heb je gesprekken met collega’s of je leidinggevende om extra begeleiding of hulp en instructie te krijgen?
Als je een jobcoach hebt, hoe vaak komt deze langs?
Wat doe je samen met de jobcoach?
Hieronder staan de hulpvragen voor het werkplekonderzoek voor tempo, kwaliteit en netto werktijd.
Tempo
Hoeveel produceert de medewerker (aantallen, maten, gewichten)?
Wat is de bewerkingstijd per taak?
Wat is de tijdseenheid (per uur, dag, week…)?
Kwaliteit
Op welke manier vindt er controle plaats? (zelf of collega)
Op welke manier vindt het noodzakelijke bijsturen van processen plaats?
Hoeveel reparaties/herstel is noodzakelijk?
Wie herstelt de fouten?
Netto werktijd
Van wie komt de opdracht?
Op welke wijze wordt de opdracht gegeven (mondeling, schriftelijk)?
Wat is de complexiteit van de opdracht?
Hoe vaak zijn er gesprekken met collega’s of de leidinggevende om extra begeleiding of hulp en instructie te geven?
Hoeveel tijd staat de medewerker stil tijdens de extra begeleiding of hulp en instructie?
Hoeveel extra pauzes neemt de medewerker?