Uit onderzoek door CBS blijkt dat de nettoarbeidsparticipatie in 2018 bijna 68 procent was, vrijwel net zo hoog als het hoogste jaarcijfer vóór het uitbreken van de crisis in 2008.
Personen van 15 tot 75 jaar met een Nederlandse achtergrond hadden in 2018 met 69,1 procent het vaakst betaald werk. Daarna volgen personen met een westerse achtergrond;(66,5 procent);en een niet-westerse migratieachtergrond (60,9 procent). Tijdens de economische crisis nam de arbeidsparticipatie van personen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief veel af, waardoor het verschil met de groep met een Nederlandse achtergrond groter werd (55,2 procent;versus;66,5 procent, 2014).
In 2018 was de arbeidsparticipatie van zowel personen met een Nederlandse als met een niet-westerse achtergrond vrijwel gelijk aan het niveau vlak voor de crisis in 2008. Hiermee is ook het verschil tussen deze groepen weer bijna even groot als tien jaar geleden.
Er waren in 2018;6,9 miljoen;mensen met een Nederlandse achtergrond aan het werk en;972 duizend;mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. De arbeidsparticipatie van personen met een westerse migratieachtergrond was in 2018 hoger dan in 2008. Dat betrof;880 duizend;werkenden in 2018.
Hogere arbeidsparticipatie personen met Turkse en Marokkaanse achtergrond
De arbeidsparticipatie van personen met een Marokkaanse en Turkse migratieachtergrond was met 57,4 procent en 61,2 procent;in 2018 hoger dan op het hoogste punt voor het begin van de crisis. In 2018 hadden 153 duizend mensen met een Marokkaanse en 187 duizend mensen met een Turkse achtergrond betaald werk. Daarentegen is bij de personen met een Antilliaanse, Arubaanse of Surinaamse achtergrond de arbeidsparticipatie met 60,3 procent; 66,5 procent nog steeds lager dan in 2008. In 2018 ging het in totaal om 70 duizend en 189 duizend werkenden met deze achtergronden. Wel is het percentage werkenden onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond nog steeds het hoogst bij mensen met een Surinaamse achtergrond.
Arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen verschilt het meest bij Turkse achtergrondj
Bij personen met een Nederlandse achtergrond is de arbeidsparticipatie van mannen lager dan tien aar geleden en bij vrouwen hoger. Daardoor is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen met een Nederlandse achtergrond kleiner geworden.
Binnen de groep personen met een Turkse achtergrond is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen het grootst. Dit verschil is in de afgelopen tien jaar niet kleiner geworden. Van de mannen werkt 72 procent en van de vrouwen 49,7 procent. Ook onder personen met een Marokkaanse achtergrond is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen relatief groot (65,8 versus 49,0 procent). Wel is dit verschil sinds 2008 afgenomen. Dit geldt ook voor mannen en vrouwen met een Antilliaanse of Arubaanse of overige niet-westerse achtergrond.
Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen onder personen met een Surinaamse migratieachtergrond is in de afgelopen tien jaar iets toegenomen. Toch is het verschil tussen mannen en vrouwen in deze groep nog steeds het kleinst.