Het onlangs uitgevoerde onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat zien dat Nederland zeven sociale klassen kent waarin het onderlinge verschil enorm is. Het SCP-rapport Eigentijdse Ongelijkheid laat iemands positie in de maatschappij zien. Deze is niet alleen afhankelijk van beroep en educatie, maar ook van:
- Economisch kapitaal: het financieel vermogen
- Sociaal kapitaal: wie je kent
- Cultureel kapitaal: waar je bij past
- Persoonskapitaal: wie je bent/gezondheid en aantrekkelijkheid
Het onderzoek laat zien dat 16,3% van de mensen een achterstand heeft op deze vier punten. 19,9% van de mensen heeft een voorsprong op al deze punten. Dit laat zien dat er een structurele ongelijkheid in is Nederland en dit heeft grote gevolgen.
In het SCP-onderzoek Eigentijdse Ongelijkheid is onderzocht wat de verschillen zijn tussen volwassen Nederlanders op deze vier punten. Hieruit zijn zeven sociale klassen gekomen:
- de werkende bovenlaag (19,9%)
- de jongere kansrijken (8,6%)
- de rentenierende bovenlaag (12,2%)
- de werkende middengroep (24,9%)
- de laagopgeleide gepensioneerden (18,1%)
- de onzekere werkenden (10,0%)
- en het precariaat (6,3%)
Meer aandacht nodig bij klassentegenstellingen
De uitkomsten van het onderzoek tonen aan dat er sprake is van een structurele ongelijkheid in Nederland. Om deze ongelijkheid te verminderen, is het van belang actie te ondernemen, omdat dit niet alleen invloed heeft op individuen, maar ook op de samenleving als geheel.
Mensen aan de onderkant van de samenleving hebben minder kansen en vertrouwen in elkaar, de politiek en de overheid. Ze geven hun leven een lager cijfer en zien zichzelf onderaan de maatschappelijke ladder staan. De kloof tussen deze groep en degenen aan de top is groot en persistent, wat de sociale cohesie in de samenleving in de weg kan zitten.
Meer dan de helft van de drie sociale klassen aan de onderkant is van mening dat de overheid te weinig doet voor mensen zoals zij, terwijl dit bij de hogere sociale klassen hoogstens een kwart is. Onzekere werknemers en mensen in precaire omstandigheden stemmen relatief minder dan andere sociale groepen. Het SCP benadrukt het belang dat het kabinet ervoor zorgt dat deze kritische burgers betrokken blijven bij de politiek.
Ineffectieve beleidsrichtingen bij het aanpakken van structurele ongelijkheid
Het aanpakken van structurele ongelijkheid gaat verder dan enkel economische maatregelen nemen, zoals het gelijktrekken van de klassen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en inkomen. Er moet ook rekening worden gehouden met andere vormen van kapitaal, zoals het hebben van een sterk sociaal netwerk, digitale vaardigheden en gezondheid. Het SCP geeft aan dat het richten van beleid op klassieke doelgroepen, zoals jongeren, ouderen en mensen met een migratieachtergrond, waarschijnlijk niet effectief zal zijn in het verminderen van ongelijkheid. Dit omdat deze groepen zich in verschillende sociale klassen bevinden en niet op één lijn kunnen worden gesteld.
Bovendien is het niet verstandig om de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van iemands eigen positie volledig bij het individu neer te leggen. Niet iedereen heeft immers de middelen of kennis om in zichzelf te investeren. In de praktijk zien we dat hogere sociale klassen en jongeren meer investeren in zichzelf, bijvoorbeeld door het volgen van opleidingen en het uitbreiden van hun netwerk. Groepen in lagere sociale klassen hebben deze mogelijkheden vaak niet en het benadrukken van ‘eigen verantwoordelijkheid’ kan daardoor zelfs een averechts effect hebben.
Beleidsmaatregelen om ongelijkheid te verminderen
De vraag is: wat kan er gedaan worden om het probleem aan te pakken? Er zijn verschillende beleidsrichtingen met potentie. Allereerst kan het gericht aanvullen van kapitaaltekorten helpen om de kansen van mensen aan de onderkant van de samenleving te vergroten. Daarnaast kan het bestrijden van eenzaamheid bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van leven van mensen die niet meer werken of een slechte gezondheid hebben.
Een tweede optie is het inrichten van een stelsel dat erop gericht is om mensen te helpen op cruciale momenten in hun leven. Dit vraagt om toereikende basisregelingen voor iedereen, aangevuld met regelingen voor groepen waarvoor de basis niet genoeg is. Organisatorisch is integrale wet- en regelgeving nodig om verkokering bij departementen, lagere overheden en uitvoeringsinstanties tegen te gaan.
Ten slotte is het van belang dat er in beleid meer oog is voor het verband tussen ongelijkheid en sociale cohesie. Mensen in lagere sociale klassen hebben vaker een laag vertrouwen in de overheid en gaan relatief vaak niet stemmen. Om dit vertrouwen te herstellen, is het essentieel dat de overheid en de politiek betrouwbaar zijn en laten zien dat ze naar burgers luisteren. Dit kan bijdragen aan een hechtere samenleving met meer sociale cohesie.