Afgelopen week stemde een ruime meerderheid van de Tweede Kamer voor een motie om de ‘voltijdsbonnus’ snel mogelijk te maken. Deze bonus moet parttimers ertoe bewegen om fulltime aan de slag te gaan om zo het arbeidsmarkttekort tegen te gaan. Er wordt wisselend gereageerd op deze plannen.
Werkgeversorganisatie VNO-NCW is voorstander van de voltijdsbonus, zo blijkt uit de woorden van voorzitter Ingrid Thijssen. “Zeven op de tien Nederlanders werkt, een normaal Europees gemiddelde. Maar we werken gemiddeld maar 32 uur; het laagste aantal in de Europese Unie. We zijn 130 jaar bezig geweest om minder en minder te werken. Nu moeten we daar anders over gaan denken.” Ze stelt dat er een cultuuromslag nodig is om de arbeidstekorten het hoofd te bieden.” Lijnrecht hiertegenover staat de mening van Martijn van Driel, organisatiesocioloog en docent HRM bij de Hogeschool Utrecht. “Mijn broek zakte af tot aan mijn enkels”, schrijft hij op LinkedIn. Hij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat het kabinet dit voorstelt in een tijd waarin burn-out volksziekte nummer 1 is en we eindelijk beseffen hoe schadelijk een verkeerde werk-privébalans is voor onze psychische en lichamelijke gezondheid. Volgens Van Driel kiezen mensen die minder werken daar bewust voor. Ze nemen het verlies aan salaris of inkomsten voor lief, omdat ze het waardevol vinden om de rest van de week hun tijd te besteden aan gezin, vrienden, vrijwilligerswerk, sporten of mantelzorg. Ook vraagt hij aandacht voor mensen die gewoonweg niet kunnen meedoen aan 'de ratrace' omdat het ze letterlijk ziek maakt. Hij ziet de oplossing in een ander soort cultuuromslag. “Als er onvoldoende aanbod is van mensen, zouden we ook eens naar de vraag kunnen kijken. Waarom leggen wij overal in onze maatschappij de lat zo hoog? Waarom moet er zoveel mogelijk geproduceerd worden tegen de laagste kosten, waarom verwachten wij altijd en overal de beste service, accepteren we geen wachtrijen en moet ons pakketje de volgende werkdag al binnen zijn?” Lees hier het volledige artikel op LinkedIn.