De vijfde deelvraag is: ‘Welke vorm moet het instrument krijgen (inclusief technische uitgangspunten) en hoe moet de output eruitzien?’
2.5.1 Output
De informatie die via de antwoorden op de vragen het instrument in gaat, moet vertaald worden naar bruikbare uitkomsten. In de literatuur en binnen de bestaande instrumenten zijn een aantal output-vormen naar voren gekomen. Naast een kort lijstje in gewone tekst kan dit onder andere in de vorm van het Kira-wiel (figuur 4), het Prima-arbeidstoeleiding/Yulius-werknemersprofiel (figuur 5), een spinnenweb (figuur 6) of een staafdiagram (figuur 7).
Deze verschillende weergaven van de output zijn voorgelegd aan de verschillende experts. Daar is uitgekomen dat de keuze voor een bepaalde outputweergave erg persoons- en situatieafhankelijk is. Daarom moet het instrument zeer veel verschillende vormen van output bevatten. Deze vormen moeten per situatie en per persoon aangepast kunnen worden aan de behoeftes van dat moment. Uit verdere gebruikerstesten moet blijken welke vormen het beste werken voor welke situatie en of aan alle behoeftes met betrekking tot outputvormen is voldaan.
Uit de expertgroepbijeenkomsten bleek dat het instrument nog een andere belangrijke outputvorm moet bevatten: een curriculum vitae-uitdraai van de gebruiker. Hiervoor moet in het instrument een template beschikbaar zijn, dat aan de hand van de output van de vragenset en een paar extra vragen moet leiden tot een printbaar cv. Dit cv moet in ieder geval de achtergrond (opleiding, werkervaring) en capaciteiten (korte pitch) van iemand bevatten en welke kenmerken de baan heeft die goed bij hem past. Een voorbeeld-cv is weergegeven in figuur 8.
2.5.2 Vorm en Technische uitvoering
Om het instrument succesvol te gebruiken, moet het ook aan een aantal technische voorwaarden voldoen.
Uit de gesprekken met de expertgroep en individuele experts kwam heel sterk naar voren dat het onderwerp privacy zeer belangrijk is. In het instrument wordt zo veel persoonlijke informatie opgenomen, dat altijd duidelijk moet zijn wie de eigenaar van deze informatie is. Dit kan op twee complementaire manieren worden ondervangen. Ten eerste moet er een duidelijke privacydisclaimer voor het instrument komen. Hierin staat wie de eigenaar is van de informatie en wat derden met de informatie mogen dien. Ten tweede moet het instrument gebaseerd zijn op het ‘digitale kluis’-principe. Het instrument moet voorzien worden van een beveiligde inlogomgeving en de gegevens in het instrument moeten worden versleuteld.
Naast de waarborging van de privacy van de gebruiker is het ook van belang dat duidelijk geregeld is wie uit zijn omgeving toegang heeft tot welk onderdeel van het instrument. De omgeving moet de gebruiker kunnen helpen bij het invullen en gebruiken van het instrument, als die wens er is. Dit moet technisch wel mogelijk zijn, door bijvoorbeeld de desbetreffende personen ook inloggegevens toe te wijzen. Met deze gegevens kan ‘de helper’ die onderdelen bereiken waarvoor hij gemachtigd is. Een andere optie is het toesturen van een gepersonaliseerde link. Voor beide keuzes moet het instrument een mogelijkheid hebben om aan te geven wie toegang heeft tot welk onderdeel en voor hoe lang deze toegang geldig is.
De vragenset die de basis is van het instrument, is zeer uitgebreid. Niet elk onderdeel is voor elk moment waarop het instrument gebruikt wordt van belang. Daarom moet de mogelijkheid ingebouwd worden dat de gebruiker per moment bepaalt wat hij invult. Hiervoor moet bijvoorbeeld of in het startscherm een keuzeoptie worden ingebouwd of het instrument moet rondom een menustructuur worden opgebouwd. Hierdoor kan de gebruiker naar eigen inzicht kiezen wat hij op dat moment wil invullen. Sowieso moet de mogelijkheid aanwezig zijn tussentijds antwoorden op te slaan en moet het niet verplicht zijn een vragenset in één keer in te vullen. Het verdient zelfs aanbeveling om het invullen niet in één keer te doen. De techniek kan helpen dit uitgangspunt te ondersteunen.