Binnen het onderzoek is beeldbellen binnen arbeidsdeskundig onderzoek belicht vanuit verschillende perspectieven: een tuchtrechtelijk perspectief, het perspectief van arbeidsdeskundigen zelf en het klantperspectief. Op basis van het onderzoek kunnen enkele conclusies worden getrokken die van belang zijn voor het verdere gesprek over de inzet van beeldbellen bij arbeidsdeskundige onderzoeken.
Beeldbellen blijft naar verwachting als contactvorm
Uit het onderzoek blijkt dat arbeidsdeskundigen reeds een zorgvuldige afweging maken om tot de keuze te komen om beeldbellen al dan niet in te zetten. De meeste arbeidsdeskundigen lijken voor de toekomst een vorm voor zich te zien waarbij de professional in samenspraak met de klant kijkt wat de beste optie is voor de specifieke situatie. Efficiencyoverwegingen mogen volgens arbeidsdeskundigen nooit doorslaggevend zijn voor de keuze om beeldbellen in te zetten.
Professionele autonomie arbeidsdeskundige staat voorop
Veel arbeidsdeskundigen geven aan dat zij professionele autonomie belangrijk vinden. Van daaruit moet het volgens hen, ook in de toekomst, een keuze blijven om te beeldbellen óf te kiezen voor fysiek contact. De opdracht van de arbeidsdeskundige moet volgens arbeidsdeskundigen leidend zijn. Zij vinden het belangrijk om vanuit de opdracht in samenspraak met de klant te kijken welke contactvorm mogelijk is. Ook klanten geven nadrukkelijk aan dat zij het belangrijk vinden inspraak te hebben in de in te zetten contactvorm. Mogelijk geeft een klant de voorkeur aan beeldbellen, maar denkt de arbeidsdeskundige dan essentiële informatie te missen. In dat geval is het belangrijk dat de klant helder wordt uitgelegd waarom fysiek contact noodzakelijk is.
Deel arbeidsdeskundigen mogelijk ‘koudwatervrees’
Arbeidsdeskundigen dienen erop bedacht te zijn dat zij hun persoonlijke aversie jegens beeldbellen niet de boventoon laten voeren in hun besluit om beeldbellen wel of niet in te zetten. Het valt op dat arbeidsdeskundigen die vaak of regelmatig beeldbellen inzetten, beduidend positiever zijn over beeldbellen als alternatief voor fysiek contact dan degenen die dit niet of nauwelijks inzetten. Mogelijk speelt bij een deel van de arbeidsdeskundigen ‘koudwatervrees’; de angst voor het onbekende. Hier kan ook een selffulfilling prophecy meespelen; arbeidsdeskundigen die de opvatting hebben dat beeldbellen geen geschikte contactvorm is, halen mogelijk ook minder uit het contact wanneer ze beeldbellen. Naar de toekomst kijkend zou een advies daarom zijn om arbeidsdeskundigen te trainen in de adequate inzet van beeldbellen. Een randvoorwaarde voor het goed en verantwoord kunnen inzetten van beeldbellen is dat er vanuit de beroepsorganisatie beleid en richtlijnen zijn ten aanzien van beeldbellen met klanten.