Preventie- en re-integratieaanpak bij ADHD: wat werkt?
Algemeen

Definitie en diagnostisering ADHD

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is letterlijk vertaald een aandachtstekort-/hyperactiviteitsstoornis. Echter, behalve de kenmerken van snel afgeleid zijn (aandachtstekort) en erg druk (hyperactiviteit), is er nog een derde hoofdkenmerk. Dat is onnadenkendheid (impulsiviteit) (American Psychiatric Association, 2013; Barkley & Fischer, 2010).

De meeste mensen met ADHD hebben alle drie deze kenmerken, waarbij wel één van de drie aspecten dominant kan zijn. Bijvoorbeeld vooral druk zijn, of vooral snel afgeleid zijn. Het DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders)-handboek onderscheidt daarom drie subtypes van ADHD: ADHD-I (vooral aandachtstekort), ADHD-H (vooral hyperactief) en ADHD-C (combinatie van die twee).

De ADHD-I groep wordt, als er geen sprake is van hyperactiviteit, ook wel aangeduid met ‘Attention Deficit Disorder’ (ADD). De diagnose ADHD wordt gesteld als de drie genoemde kenmerken vaker voorkomen dan bij leeftijdsgenoten, voor het zevende levensjaar zijn begonnen, ze de leerprestaties, het werk en het sociale contact met anderen beïnvloeden en niet het gevolg zijn van een andere stoornis. Deze criteria zijn ontwikkeld en getoetst bij kinderen. Er zijn echter verschillen tussen jonge en al wat oudere kinderen en volwassenen (Bell, 2011). Het drukke gedrag wordt vaak minder zo rond het twaalfde levensjaar en volwassenen zijn vaak vooral chaotisch en rusteloos. Hun ADHD is zichtbaar in bijvoorbeeld steeds te laat komen, conflicten hebben, relatieproblemen, de neiging tot verslaving en van de ene baan naar de andere baan gaan.

Bijkomende problematiek

Ongeveer 75% van de volwassenen met ADHD hebben co-morbiditeit, waaronder slaapproblemen (75%), Autisme Spectrum Stoornis (50%), depressie (30-50%), verslaving (20-45%), angststoornissen (20-30%), persoonlijkheidsstoornissen (5-25%) en ticstoornissen (10%) (Bijlenga et al., 2013). Daarnaast heeft een groot deel (40-90%) van de mensen met ADHD in hun dagelijks leven last van overprikkeling (Cheung & Siu, 2009). Hierdoor kunnen allerlei problemen ontstaan, zoals gedragsproblemen (bijvoorbeeld driftbuien of zelfs agressie), opstandig gedrag en inflexibiliteit, gezondheidsproblemen zoals hoofdpijn en (over)vermoeidheid en functioneringsproblemen zoals niet of met moeite kunnen werken (Engel-Yeger, Hardal-Nasser, & Gal, 2011).

Deze prikkelverwerkingsproblematiek geldt eveneens voor mensen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), wat bij een groot deel van de mensen met ADHD voorkomt. Bij ADHD is dit in de nieuwe DSM-V één van de kenmerken geworden op basis waarvan de diagnose wordt gesteld. Overigens wordt de laatste jaren de discussie gevoerd of ADHD en ASS twee verschillende stoornissen zijn of twee verschillende dimensies van dezelfde ontwikkelingsstoornis (Billstedt, Gillberg, & Gillberg, 2011; Holwerda, van der Klink, de Boer, Groothoff, & Brouwer, 2013; Lecavalier, Gadow, DeVincent, & Edwards, 2009). Ze vertonen qua problematiek in ieder geval veel dezelfde kenmerken.

Naast co-morbiditeit en prikkelverwerkingsproblematiek, is er bij ADHD (net als bij ASS) vaak ook sprake van problemen in het uitvoerend functioneren (Bell, 2011). Dat betekent een gebrekkige capaciteit met betrekking tot plannen, organiseren en probleemoplossing, moeite om eigen gedrag te reguleren (bijvoorbeeld problemen met het remmen van gedrag wanneer dat noodzakelijk is) en een weerstand tegen veranderingen (Boonstra, Oosterlaan, Sergeant, & Buitelaar, 2005). Dit heeft grote invloed op het dagelijks functioneren en op de arbeidsparticipatie (Barkley & Fischer, 2011).

Vraag 1. Wat is er uit (wetenschappelijk) onderzoek bekend over de psychosociale belastbaarheid van werknemers met ADHD in relatie tot werk?

Psychosociale belastbaarheid en ADHD

De veel voorkomende co-morbiditeit zorgt, samen met de symptomen die bij ADHD horen, voor een verminderde psychosociale belastbaarheid in vergelijking met mensen die geen ADHD hebben (Sarkis, 2014). Het aandachtstekort leidt vaak tot leerproblemen omdat het automatisch leren door observatie moeizamer gaat en het problemen kan veroorzaken op het werk of in relaties omdat dingen snel(ler) worden vergeten en het gedurende langere tijd op één taak concentreren niet lukt. Verder zijn impulsiviteit en hyperactiviteit gerelateerd aan ongeremd gedrag. Dit schrikt leeftijdsgenoten af en kan tot negatieve reacties leiden. Hierdoor kan het opbouwen van vriendschappen en relaties minder gemakkelijk lukken (Hoza et al., 2005).

Uit onderzoek blijkt bovendien dat mensen met ADHD relatief meer last hebben van symptomen en gevoelens van stress, angst en depressie. Zonder dat dit direct leidt tot een stoornis en co-morbiditeit (Alexander & Harrison, 2013). En naarmate ze meer ingrijpende hebben meegemaakt en minder het gevoel hebben dat ze kunnen omgaan met stress, ervaren mensen met ADHD meer van deze problemen. Uit onderzoek is verder bekend dat bij een late diagnose van ADHD er vaker sprake is van minder ernstige ADHD-symptomen, maar wel vaker van gegeneraliseerde angst, gerelateerd aan geïnternaliseerde problematiek. Dit terwijl er bij mensen waarbij de diagnose eerder gesteld is, vaker sprake is van geëxternaliseerde problematiek, zoals moeite hebben met discipline en autoriteit (Kessler et al., 2011). Meer externaliserende problematiek valt eerder op, de omgeving heeft er meer last van en daardoor volgt waarschijnlijk eerder een diagnose. Mogelijk hangt daarmee eveneens samen dat zowel ADHD en ASS als de combinatie van beiden, vaker gediagnosticeerd wordt bij mannen, waarschijnlijk omdat zij vaker externaliserende problematiek vertonen dan vrouwen (Holwerda et al., 2013).

Mensen met ADHD hebben daarnaast vaker relatieproblemen (scheidingen komen vaker voor), problemen bij het vinden van aansluiting bij leeftijdsgenoten, problemen bij de invulling van hun vrije tijd en problemen op het werk (Davidson, 2008; Shimoni, Engel-Yeger, & Tirosh, 2010).

ADHD en duurzame (arbeids)participatie

Onderzoek laat zien dat jongeren met ADHD vaker spijbelen, vaker blijven zitten en vaker terugvallen naar een lager niveau. Of helemaal geen opleiding afronden (Hechtman, 1999). Ook is er sprake van meer verslavingsproblematiek (onder andere alcohol en drugs, maar ook gamen en gokken) en komen deze jongeren relatief vaker in aanraking met justitie dan hun leeftijdsgenoten die geen ADHD hebben (Weiss et al., 2010). Op latere leeftijd blijven problemen met impulsief gedrag en sociale- en emotionele problemen bij de meerderheid het functioneren en de gezondheid negatief beïnvloeden (Barkley, 2002; Sarkis, 2014). Met name de impulsiviteit lijkt een negatieve invloed te hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden en maatschappelijke participatie (Barkley & Fischer, 2010). De arbeidsparticipatiemogelijkheden voor mensen met ADHD wordt geschat tussen de 22 en 54% (Barkley, Fischer, Smallish, & Fletcher, 2006; Gjervan, Torgersen, Nordahl, & Rasmussen, 2012). Mensen met ADHD die wel een baan hebben, werken vaker parttime, beneden hun niveau, krijgen gemiddeld minder loon en zitten vaak in meer instabiele werksituaties (Kuriyan et al., 2013).

In de meeste studies worden persoonlijke (gerelateerd aan de diagnose en behandeling) en sociale factoren (zoals betrokkenheid van ouders) het vaakst als voorspeller benoemd van duurzame arbeidsparticipatie (Barkley et al., 2006; Hechtman, 1999; Kuriyan et al., 2013). In een recente studie bleek voor het vinden van een baan een positieve houding van de sociale omgeving (ouders, vrienden, et cetera) een voorspellende factor, evenals de eigen verwachtingen (hoe positiever de verwachting, hoe groter de kans dat ze werk vonden) (Holwerda et al., 2013). Ook geslacht bleek een voorspellende waarde te hebben: mannen heb meer kans op het vinden van werk dan vrouwen.

Daarnaast blijkt uit sommige studies dat het intellectuele niveau invloed heeft op het vinden en houden van passend werk (Hechtman, 1999) - dit blijkt echter niet uit de studie van Holwerda et al. (Holwerda et al., 2013). Een laatste belangrijke waarde voor een succesvolle en duurzame arbeidsparticipatie is werkplezier. Uit onderzoek bij ADHD blijkt dat een voorspeller te zijn voor duurzaamheid (Cuppen et al., 2010; Landsman J.A., Brouwer S., & Engbers C.E., 2014; van der Klink et al., augustus 2010). Verder toont onderzoek bij ADHD aan dat er aandacht moet zijn voor wat iemand wil qua werk (interesses/affiniteiten/aspiraties) en er niet alleen gekeken moet worden naar wat er toevallig voorhanden is (Boeltzig, Timmons, & Butterworth, 2008).

Slotopmerkingen

De kans op het vinden en behouden van passend werk lijkt dus het grootst als de persoon in kwestie er vertrouwen in heeft dat het gaat lukken, steun heeft uit de sociale omgeving, inzicht heeft in wat hij wel en niet aankan en wat bij hem past én iets kan doen dat voldoening geeft. Zie ook AKC-cahier 12 Autisme werkt, maart 2014. ‘Participeren met een Autisme Spectrum Stoornis’ biedt professionals bruikbare sleutels om de arbeidsparticipatie van mensen met een Autisme Spectrum Stoornis te vergroten.

Vraag 2. Wat zijn de voorwaarden om iemand met ADHD optimaal te ondersteunen op de werkplek (begeleiding, aanpassingen op de werkplek, collega’s) om uitval te voorkomen?

De afgelopen jaren is een aantal onderzoekers in Nederland bezig geweest met het thema Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en werk (Begeer, Wierda, & Venderbosch, 2013; Campman, 2011; Klabbers, Rooijakkers, Goertz, & Rijk de, 2014; Kopke, 2014; Landsman J.A. et al., 2014; Olde Loohuis, Winder de, Cleef van, Koster, & Hooren van, 2014). Al die onderzoeken hebben inzichten opgeleverd die interessant kunnen zijn voor mensen met een ASS en voor hun familie, vrienden, begeleiders en werkgevers. Omdat de symptomen en problematiek die samenhangen met ADHD zoveel overeenkomsten vertonen met ASS (Reiersen, Constantino, Volk, & Todd, 2007; Rommelse, Franke, Geurts, Hartman, & Buitelaar, 2010; Rommelse, Geurts, Franke, Buitelaar, & Hartman, 2011; Ronald, Simonoff, Kuntsi, Asherson, & Plomin, 2008), kunnen de inzichten uit dit onderzoek bijdragen aan het opstellen van voorwaarden voor optimale ondersteuning bij het vinden en behouden van werk voor mensen met ADHD. Op de beschikbare websites over ADHD en werk zijn in grote lijnen dezelfde inzichten terug te vinden als voor ASS uit onderzoek is gebleken, wat deze veronderstelling bevestigd (Impuls, 2015; Janssen-Cilag BV, 2014).

Een belangrijk gegeven is dat cliënten met ADHD naast dezelfde problemen als iedereen, meestal nog andere problemen hebben die samenhangen met de stoornis en die aan de buitenkant niet zichtbaar zijn. Zoals:

  • Overbrengen wat je bedoelt, is altijd moeilijk en voor mensen met ADHD nog moeilijker. Met andere woorden: mensen met en mensen zonder ADHD begrijpen elkaar vaak niet goed. De stoornis is voor een groot deel immers onzichtbaar aan de buitenkant.

  • De wereld van opleiding, stage en werk is voor alle mensen die er net mee te maken krijgen, overweldigend. Voor de meeste mensen met een ontwikkelingsstoornis is dat zeer waarschijnlijk, zo blijkt uit onderzoek (Klabbers et al., 2014), nog meer het geval. Dat heeft vooral te maken met het feit dat mensen met ADHD sneller ‘vol’ zitten van indrukken en moeite hebben met concentreren en snel het overzicht kwijtraken.

Wisselwerking, een model

Of het wel of niet lukt om een opleiding te vinden, een stage en daarna werk dat past en waar iemand zich gelukkig bij voelt, hangt van veel factoren af en verandert ook steeds als er iets in deze factoren anders wordt. Sommige van deze factoren zijn beïnvloedbaar, andere niet. Er kan wel rekening mee worden gehouden, zowel door de cliënt met ADHD als door zijn of haar omgeving. In onderstaand model is dat schematisch weergegeven.

Model van ‘de werker’; vrij naar Loisel, 2005 (Loisel et al., 2005)

Uitleg per onderdeel van het model

  1. De totale maatschappij (heeft invloed op hoe er tegen de persoon met ADHD wordt aangekeken en hoe er met deze persoon wordt omgegaan; denk aan stigma, onbegrip, onwetendheid, irritatie).

  2. Het werk/school (denk aan soort werk of school, de organisatie, de collega’s/leerkrachten, aanpassingsmogelijkheden, past het bij de mogelijkheden en interesses van de persoon en zit er voldoende uitdaging in of is het juist wat te hoog gegrepen?).

  3. Regelgeving en verzekeringen (denk aan pgb, ZIN, Wajong, zorgverzekeringen die kunnen helpen).

  4. Gezondheidszorg (denk aan kennis over en ervaring met ADHD bij mensen in de gezondheidszorg met wie de persoon te maken krijgt, weten bij wie je terecht kunt, veranderingen in de zorg).

  5. De persoon (denk aan zelfvertrouwen, zelfinzicht, zelfbeeld, omgaan met beperkingen, intelligentie, lichamelijke en psychische klachten, sociale relaties en gezinssituatie).

  6. ‘De werker’. Een ‘werker’ wordt iemand niet vanzelf, daar groei je in. Voor mensen met ADHD gaat dat proces van leren werken en volwassen worden langzamer en vaak ook moeizamer. Door kennis hierover, waardoor er rekening mee kan worden gehouden, is er heel veel mogelijk.

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd, dat bij dezelfde stoornis er op veel verschillende gebieden problemen kunnen optreden. Een heel belangrijke algemene bevinding uit alle onderzoeken is dat veel van de problemen rondom opleiding en werk worden veroorzaakt door een slechte afstemming tussen de verschillende leefgebieden. Dit heeft te maken met het feit dat de problemen vaak onvoldoende worden onderkend door de onzichtbaarheid ervan en door obstakels in de communicatie.

Daar ligt dan ook een sleutel tot de voorwaarden om cliënten met ADHD optimaal te begeleiden naar en op de werkplek: het bij elkaar brengen van alle betrokkenen en alles wat van belang is open en eerlijk bespreken. Hieronder worden de overwegingen die uit de genoemde onderzoeken te halen zijn voor een succesvolle arbeidsparticipatie op een rij gezet met betrekking tot: opleiding en stage, overgang van school naar werk, vinden van werk en behoud van werk.

Overwegingen bij opleiding en stage

  1. Verken of de school en/of stageplek ervaring heeft met cliënt en of ze open staan om te leren.

    1. Maak een bewuste en weloverwogen keuze. Onderwijs waar het mogelijk is om in te spelen op wat nodig is, heeft een positief effect op latere kansen op werk.

    2. Begin op tijd met het kiezen van een vervolgopleiding, liefst een jaar voordat de keus echt gemaakt moet worden.

    3. Als er op school/stage geen kennis aanwezig is over ADHD, werk er dan aan mee om die informatie door te geven als dat nodig is.

  2. Ga en blijf in gesprek.

    1. Tip voor school en voor werkgevers: probeer waar nodig en mogelijk aan te passen, bijvoorbeeld met alternatieve opdrachten of hoeveelheden werk, een time-out plek, iemand waar degene met ADHD altijd terecht kan, et cetera.

    2. Als er onbegrip is ontstaan, los dat dan op in een gesprek met elkaar, geef niet te snel op.

    3. Gebruik school en stage als 'experiment-periode' om te kijken wat iemand goed kan en wat minder goed, zorg ervoor dat het niet als 'falen' wordt ervaren als iets niet lukt.

  3. Zorg dat de cliënt met ADHD in ieder geval een startkwalificatie haalt om de stap naar een vervolgopleiding of werk te kunnen maken. Mensen die dat niet hebben, maken tegenwoordig echt heel weinig kans op een reguliere baan.

Overwegingen bij de overgang van school naar werk

  1. Zorg voor zelfkennis bij de cliënt, zodat deze weet wat wel kan, wat niet kan en wat minder makkelijk kan.

    1. Wees open over de sterke en zwakke kanten en de eventuele problemen die dat kan geven. De mate waarin de cliënt last heeft van ADHD, is bepalend voor het doorontwikkelen van zelfkennis. Hoe meer kennis over en inzicht in zichzelf, hoe beter.

    2. Zorg dat de cliënt zijn of haar grenzen leert aangeven en tegelijkertijd er open voor staat om deze te verleggen. Het gevaar van al deze zelfkennis is echter dat mensen zich achter de stoornis gaan verschuilen. Dat het als een vaststaand feit wordt gezien dat de persoon/cliënt iets niet kan. Let op: ‘iemand is niet ADHD, het is iemand met ADHD’.

    3. Een (beroepskeuze)test kan helpen om richting te geven tijdens een gesprek over wat de cliënt wil en kan.

  2. Zorg voor begeleiding.

    1. Zorg voor specifieke coaching tijdens de studie/opleiding als dat nodig is, zoek de mogelijkheden voor begeleiding op school en benut die zo goed mogelijk, ook om de keuze te maken in de overstap naar werk. Met name ondersteuning bij structureren en plannen is meestal echt nodig.

    2. Betrek (als dat nog aan de orde is) de ouders bij de begeleiding en het keuzeproces, of bij volwassenen, de partner of iemand anders die dicht bij de client staat.

    3. Als er lichamelijke- of psychische problemen zijn, kijk dan of een arts kan worden betrokken.

  3. Zorg voor een klankbord.

    1. Zorg voor een maatje of buddy, iemand die degene met ADHD kent en die kan helpen in de communicatie en bij het structureren en plannen gedurende de gehele studie/opleiding en het keuzeproces. Zo kan de druk op de ouders wat worden verminderd en wordt de jongere met ADHD gemakkelijker zelfstandig.

    2. Moedig de client aan eens met mensen die in hetzelfde ‘schuitje’ zitten te praten.

    3. Jongeren leren vaak veel van hun vrienden over toekomstplannen. Jongeren met ADHD hebben vaak minder automatisch een groep om zich heen waar ze mee delen wat ze meemaken. Als ze dit willen, moet dat wellicht worden georganiseerd, zoals bijvoorbeeld met een ‘eigen kracht conferentie’ gebeurt.

Overwegingen bij het vinden van werk

  1. Zorg voor zelfkennis

    1. Wanneer de client accepteert dat hij ADHD heeft en weet wat dat voor hem betekent, wordt het makkelijker om een daarbij passende baan of bedrijf te vinden.

    2. Laat de client zichzelf presenteren als een waardevolle werknemer die vooral naar de mogelijkheden kijkt.

    3. Weet dat het de client meer tijd kost om iets nieuws te leren en ook om te wennen aan nieuwe situaties.

  2. Goed voorbereiden.

    1. Laat de client een sollicitatietraining volgen.

    2. Doe een zo uitgebreid mogelijke beroepsorientatie.

    3. Voor clienten met ADHD is het vooral belangrijk om een realistisch beeld te hebben van wat het werk inhoudt. Alleen tekst of een gesprek is onvoldoende om een goed beeld te krijgen. Ervaren wat het is door het te doen of door het een ander te zien doen via snuffelstages of filmpjes is beter.

  3. Weloverwogen keuze maken.

    1. Eerst gaan kijken op de plek waar de client zou willen werken om te onderzoeken of die plek bij hem past.

    2. Kijk goed of de client waar het om gaat een klik heeft met de collega's en de plek. Als dat niet zo is, ga dan in gesprek daarover of kijk verder. Snuffelstages kunnen ook hierbij helpen.

    3. Laat het werk zoveel mogelijk aansluiten bij de interesses, keuzes die eerder gemaakt zijn en dingen die de client eerder deed in zijn vrije tijd bijvoorbeeld.

  4. Netwerk benutten.

    1. Praat met mensen die de client goed kennen om helder te krijgen welk soort werk zou passen en welke werksfeer of bedrijfscultuur het beste aansluit bij de persoon.

    2. Benut het eigen netwerk van de client om ergens binnen te komen. Dat kan de buurman of -vrouw zijn of een kennis van de ouders, dat maakt niet uit.

    3. Als er eenmaal werkervaring is, zijn vaak wel verdere stappen te maken.

  5. Begeleiding.

    1. Het is soms lastig voor clienten met ADHD om af te stappen van eerder gemaakte keuzes. Hierdoor staan ze minder makkelijk open voor ideeen van anderen. Houdt daar in de begeleiding rekening mee door enerzijds goed te luisteren en anderzijds te komen met goed onderbouwde alternatieven.

    2. Maak de rol van professionals zo klein mogelijk, betrek hen alleen als het echt nodig is. Hoe meer de client zelf kan doen met ouders en anderen in het eigen netwerk, hoe beter. Want dan is het echt iets van de client zelf.

    3. Soms is er meer en soms minder begeleiding nodig. En soms even geen. Wees hierin flexibel.

Overwegingen bij behouden van werk of re-integratie

De tot nu toe genoemde dingen helpen allemaal ook mee bij behoud van werk of re-integratie. Daarnaast zijn er nog een paar specifieke dingen om rekening mee te houden:

  1. Let op over- en ondervragen.

    1. Vind een balans tussen uitdaging (inspanning) en ontspanning. Dat geldt voor iedereen, maar zeker voor clienten met ADHD. Vooral gezien de grote groep die slaapproblemen heeft en klachten door prikkelverwerkingsproblematiek zoals hoofdpijn, woedeuitbarstingen of onrust. Dat heeft zijn weerslag op de productiviteit en zorgt voor problemen met plannen en organiseren en in (werk)relaties (Sarkis, 2014).

    2. Vermijdt overcompensatie. Een persoon met ADHD is niet in staat om op alle facetten op hetzelfde niveau te werken als zijn collega's zonder ADHD, dat is uit onderzoek ook gebleken (Frazier, Youngstrom, Glutting, & Watkins, 2007). Deze collega’s zijn niet de spiegel, dus stel realistische doelen.

    3. Zorg dat de client aan 'energiemanagement' doet, zoals:

      • regelmatig een vrije dag nemen (ATV).

      • eventueel niet volledige dagen werken.

      • zorgen dat de client niet teveel overwerkt (bijvoorbeeld met behulp van een ‘meekijkende’ collega).

      • help de client om niet gelijk op alles ‘ja’ te zeggen, maar om eerst te kijken of het kan en of er voldoende tijd is.

      • zorg voor regelmatige onderbrekingen op het werk (even naar de post lopen, wat te drinken halen), zorg dat er iemand is die dat mee helpt bewaken.

      • probeer een zo rustig mogelijke werkplek te maken, met eventueel als dat kan af en toe de deur dicht. Of laat oordopjes gebruiken als geluid afleidt.

      • help de client de werkplek zo netjes mogelijk te houden (rommel leidt af).

      • laat de client opschrijven wat er moet gebeuren en bespreek dat met de betrokkenen (werkzaamheden, doelen, aandachtspunten), vooral als dingen anders snel worden vergeten. Lukt dit niet, zorg dan voor begeleiding daarbij.

      • probeer voor de client elke werkdag een paar uur in te plannen om ongestoord in te kunnen werken. Zorg bijvoorbeeld voor vaste tijden om e-mail te checken en zet als dat kan de telefoon tijdelijk op de voicemail (reserveer dan tijd om terug te bellen).

      • als nodig en mogelijk situaties die de client (te)veel energie kosten vermijden.

      • zorg voor regelmatige lichaamsbeweging van de client.

      • gebruik technieken uit mindfulness of sporten tijdens werkuren.

      • als het privé even tegen zit, kijk dan of het nodig is dat de client (tijdelijk) wat minder werkt. Soms zijn daar aangepaste werktijden voor nodig.

  2. Begeleiding.

    1. Gebruik natuurlijke steunstructuren binnen het eigen netwerk (ouders, collega’s, leidinggevende, maatje, vrienden/vriendinnen).

    2. Maak gebruik van korte, duidelijke instructies die maar voor één uitleg vatbaar zijn en geef deze als dat kan ook mee op papier. Biedt hulp bij plannen en prioriteren.

    3. Zorg voor ondersteuning waar nodig, maar niet teveel. Neem het positieve als uitgangspunt en laat de client zoveel mogelijk zelf doen.

  3. Aanpassingen.

    1. Hou in de gaten of de client in een bedrijfscultuur zit die openstaat voor verandering en flexibiliteit.

    2. Laat de client voor zichzelf opschrijven: “Wat ik nodig heb is....”. Dat helpt om negatieve etikettering om te zetten in positieve. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:

      • een rustige, vaste werkplek (bijvoorbeeld opgeruimd, minder licht en geluid, gesloten deur, minder last van langslopende collega’s).

      • afgebakend werk, heldere taakomschrijving en structuur. Of focus op beperkte taken die juist wel weer gevarieerd zijn.

      • mogelijk een lager werktempo dan andere werknemers; minder (complexe) taken en minder ad hoc-klussen.

    3. Houdt rekening met stigma. Mensen hebben vaak een heel verkeerd beeld van ADHD. Laat de client open zijn over dat hij ADHD heeft. Laat hem vertellen wat dat voor hem betekent. Doemscenario's die mensen vaak hebben, kun je daarmee wegnemen.

  4. Evalueren.

    1. Zorg dat de client weet wat hij goed en minder goed kan en wat hij nodig heeft. Laat hem dat opschrijven en gebruiken in regelmatige evaluatiegesprekken met collega's, begeleiders en leidinggevende(n). Plan die gesprekken standaard in of laat ze inplannen.

    2. Het is normaal dat er soms periodes zijn dat de cliënt zich als werknemer minder tevreden voelt. Als die periodes maar niet te lang duren.

    3. Weet dat veranderingsmomenten risico's in zich hebben, zoals een promotie (bekijk goed met de cliënt of hij dit wel kan en moet willen), een reorganisatie of andere taken en zorg voor extra begeleiding bij veranderingen.

Slotopmerkingen

  • Mensen met ADHD zijn gewone mensen met een speciaal verhaal.

  • Een aantal jaar geleden vielen mensen met ADHD mogelijk minder op dan nu omdat de eisen die de samenleving aan mensen stelt, hoger zijn geworden. Mensen met ADHD vallen nu plotseling ‘buiten de norm’, terwijl ze eerder misschien meer werden gezien als ‘een beetje anders’ of ‘een beetje druk’.

  • Nogmaals, niet ieder probleem dat een werknemer met ADHD op zijn weg tegenkomt, wordt verklaard door de ADHD-stoornis. Een goede opleiding vinden, werk zoeken en aan het werk blijven is voor iedereen een grote uitdaging.

  • Realiseer je als begeleider dat mensen het gelukkigst worden als ze hun talenten kunnen gebruiken en ontwikkelen. Dat hoeft niet altijd in het werk te zijn, maar kan ook in hobby of vrijwilligerswerk. En werk op een lager niveau is niet erg, mits vol te houden en niet te saai.

  • Er zijn verschillende sites waar de cliënt zelf informatie kan vinden over de stoornis, de dingen waar hij aan kan denken bij school/stage en werk en oefeningen om zichzelf beter te leren kennen voor wat betreft zwakke en sterke punten en dergelijke (AD(H)Dittion magazine, 2015; Impuls, 2015; Janssen-Cilag BV, 2014).

Vraag 3. Zijn er speciale methodes, die bij de re-integratie van een werknemer met ADHD gehanteerd kunnen worden en zijn deze bewezen effectief?

Mensen met ADHD maken meer dan hun leeftijdsgenoten gebruik van de gezondheidszorg voor medicatie (tegen de hyperactiviteit en/of de bijkomende problematiek zoals depressiviteit, slaapproblemen of een angststoornis) en psychologische hulp (Davidson, 2008; Hansen, Weiss, & Last, 1999; Kessler, Lane, Stang, & Van Brunt, 2009), ook op latere leeftijd. Onderzoek is vooral gedaan naar medicatiegebruik, waarbij blijkt dat mensen met ADHD op de langere termijn meestal stoppen met medicatie. Minder onderzoek is gedaan naar het effect van psychosociale hulpverlening en al helemaal weinig bij volwassenen (Torgersen, Gjervan, & Rasmussen, 2008). Psychotherapie lijkt wel een positief effect te hebben op ADHD-symptomen, op kwaliteit van leven en op bijkomende problematiek (Torgersen et al., 2008).

Er zijn overigens wel bewezen succesvolle methodes ontwikkeld om de sociale problematiek van schoolgaande kinderen te verminderen, maar niet voor adolescenten en volwassenen (Sibley et al., 2012). Gedragstraining heeft mogelijk een lichte verbetering tot gevolg, maar het probleem is met name de generalisatie van wat geleerd wordt tijdens een training naar de dagelijkse praktijk (Weiss et al., 2010). Videotraining kan mogelijk effectief zijn omdat men directe feedback krijgt op het eigen functioneren en daarmee het zelfbewustzijn laat toenemen (Sibley et al., 2012). Daarnaast zijn er zijn voldoende aanwijzingen om te stellen dat de meeste mensen met ADHD kampen met een lager zelfvertrouwen en dat problemen die daardoor kunnen ontstaan, gedeeltelijk opgelost kunnen worden met psychotherapeutische hulp en psycho-educatie (Cook, Knight, Hume, & Qureshi, 2014; Dakwar et al., 2014; Halmøy, Fasmer, Gillberg, & Haavik, 2009; Torgersen et al., 2008) zoals:

  • Cognitieve gedragstherapie, die zich heeft ontwikkeld als een potentieel effectieve methode voor ADHD (Mongia & Hechtman, 2012; Rostain & Ramsay, 2006).

  • Zelfmanagement vaardigheidstraining, die kan helpen om meer structuur, routine en organisatie te krijgen in het dagelijks leven en in het werk (Rostain & Ramsay, 2006).

  • Psycho-educatie en individuele psychotherapie, die helpt bij het stellen en bespreken van doelen (Barkley et al., 2006; Vidal-Estrada, Bosch-Munso, Nogueira-Morais, Casas-Brugue, & Ramos-Quiroga, 2012).

  • Aanwijzingen uit onderzoek, die aantonen dat coaching tijdens het werk zorgt voor behoud van werk en re-integratie en, mits gericht op timemanagement, zorgen voor focus en afbakening en voor een goede organisatie van het werk. Het laat verder de sterke en zwakke kanten van de werknemer zien en zorgt ervoor dat het werk een goede match is met de mogelijkheden en wensen van de persoon met ADHD (Weiss & Weiss, 2004).

  • Specifieke op ADHD gerichte coaching helpt bij het stellen van concrete en haalbare doelen en kan de persoon waar nodig sturend begeleiden om die doelen te realiseren (Kubik, 2010; Murphy, Ratey, Maynard, Sussman, & Wright, 2010).

Een recente review van effectonderzoek naar deze vormen van psychologische hulp laat zien dat het effect niet of nauwelijks zichtbaar is in ADHD-symptomen, maar wel op psychosociale factoren zoals acceptatie, meer zelfvertrouwen en minder depressieve- en angstklachten (Daley et al., 2014). Onder de meer alternatieve benaderingswijzen, is neurofeedback nog de meest veelbelovende, zo blijkt uit een review van recent effectonderzoek (Holtmann, Sonuga-Barke, Cortese, & Brandeis, 2014).

Individual Placement and Support (IPS)

De enige bewezen effectieve methode om mensen met psychische problematiek concreet te helpen met re-integratie (sneller en duurzamer, maar niet bewezen kosteneffectief), is Individual Placement and Support (IPS) (Fioritti et al., 2014). Belangrijk aandachtspunt daarbij is dat de methode het meeste effect heeft als deze volledig volgens protocol wordt toegepast. Er is geen specifiek effectonderzoek bekend voor de begeleiding met IPS bij ADHD, wel bij autisme en bij aanverwante problematiek, zoals depressie en angst. Hierbij was het effect groter dan bij reguliere arbeidsbegeleiding (Busschbach van, Michon, Stant, & Vugt van, 2010).

De Nederlandse jobcoachingsmethodiek is mede gebaseerd op supported employment (Nederlandse Vereniging voor Arbeidsdeskundigen, 2014). Ook jobcoaching investeert in mensen, waarbij de focus ligt op de individuele mogelijkheden en behoeften van mensen met een (arbeids)handicap. De ondersteuningsstrategie is afgestemd op de individuele situatie. Centraal staat de persoon met zijn ambities en mogelijkheden om op de arbeidsmarkt te functioneren. Belangrijke uitgangspunten zijn hierbij: eerst plaatsen, dan trainen en niet meer ondersteuning geven dan strikt noodzakelijk. Er is een geïntegreerd plan van behandeling/ begeleiding en bemiddeling/coaching en de ondersteuningsbronnen worden waar mogelijk geborgd langs meerdere lijnen, zoals de werkgever, de directe collega’s op het werk, familie en kennissen en professionele ondersteuning. De verkozen werkplek moet wel voldoende stabiliteit en ondersteuning geven om een aantal basisrandvoorwaarden te bieden voor het functioneren op de werkplek.

De werknemer wordt begeleid naar een bij de functie en het bedrijf passend niveau van vaardigheden en functioneert zoveel mogelijk op het niveau dat past bij zijn opleiding, ervaring en ambities. De werkplek en de daarbij behorende taken worden zodanig ingericht dat de persoon in kwestie de benodigde vaardigheden voor functie-uitoefening zoveel mogelijk via jobcoaching aan kan leren. Wanneer er mogelijke functioneringsvragen overblijven, worden die geborgd door middel van ondersteuning door de directe omgeving en collega’s op de werkplek of door middel van ondersteuning door de jobcoach.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document