Preventie- en re-integratieaanpak bij ADHD: wat werkt?
Casus rapportage

Onderzoekskader / aanleiding onderzoek

De werknemer is een 28-jarige man. Op zijn 20e is hij als algemeen medewerker voor 36 uur per week in dienst getreden van zijn huidige werkgever, een kleine bouwmarkt. Werknemer is anderhalf jaar geleden uitgevallen voor zijn werk vanwege gevoeligheid voor stof en klachten die verband houden met zijn aandoening (ADHD). Een door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige concludeerde dat het eigen werk niet passend is, ook niet passend te maken is en dat er bij de eigen werkgever geen ander passend werk voorhanden is. Naar aanleiding van dit onderzoek startte de werkgever een re-integratietraject tweede spoor.

Onderzoeksvraag

Voor UWV is de aanleiding voor het onderzoek de aanvraag van een deskundigenoordeel door de werkgever met betrekking tot zijn re-integratie-inspanningen. De vraag van de werkgever is of het ingezette traject (reïntegratiebedrijf) voldoende is en ook voldoet.

Onderzoek

Gesprekken van de arbeidsdeskundige van UWV met de verzekeringsarts, de werkgever en de werknemer, aangevuld met dossieronderzoek.

Uitgevoerde onderzoeksactiviteiten arbeidsdeskundige

  • Bestudering gegevens uit de aanvraag voor het deskundigenoordeel en de bijlagen.

  • Overleg met de verzekeringsarts.

  • Bedrijfsbezoek, werkplekonderzoek en gesprek met de direct leidinggevende en de loonadministrateur.

  • Gesprek met de werknemer op het kantoor van UWV.

Visie werknemer

De werknemer geeft aan dat hij als algemeen medewerker een zeer veelzijdig takenpakket had. Hij moest overal in het bedrijf inzetbaar zijn. Al vanaf het begin van het dienstverband had hij last van de druk die het werken met klanten hem opleverde. Verder overzag hij het werken met klantcontacten niet goed en rondde hij deze contacten niet (goed) af. Om de druk van het werken met klanten te verminderen, ging hij meer werken in de hallen met bouwmaterialen en zaagmachines. Daar had hij, ondanks de afzuiging, veel last van stof. De werkgever (familie van hem) gaf hem de ruimte om zich te onttrekken aan klantcontacten en zag veel door de vingers. De werknemer heeft het werk met veel plezier gedaan, maar het heeft hem heel veel energie gekost om het vol te houden. ’s Avonds was hij bekaf. Hij is doorgegaan totdat het hem uiteindelijk teveel werd en hij zich wel ziek moest melden. De werknemer vertelt dat hij na afloop van het arbeidsdeskundig onderzoek bij zijn werkgever heeft aangegeven dat hij een voorkeur had voor een specifiek re-integratiebedrijf, omdat dat bedrijf rekening zou houden met zijn medische achtergrond. De werkgever heeft de keuze uiteindelijk echter op een ander re-integratiebedrijf laten vallen. De werknemer stelt verder dat hij gedurende de eerste maanden van zijn re-integratie teveel zelf heeft moeten doen. Hij miste een goede structuur in de re-integratiebegeleiding en het re-integratiebedrijf hield te weinig rekening met de kenmerken van zijn ADHD. De coach ging uit van meer zelfredzaamheid dan waarover de werknemer beschikt. Daar had de werknemer veel moeite mee en hij stelt dit diverse keren bij de coach te hebben aangegeven.

Al voor zijn ziekmelding heeft werknemer thuisbegeleiding van mevrouw K. van instantie V. Deze biedt hem structuur, hulp bij de administratie en bij het invullen van zijn dagbesteding. Hierdoor heeft hij rust gekregen. Vanaf een half jaar na de start van het tweede spoor re-integratietraject helpt K. hem ook met de opdrachten die hij van het re-integratiebedrijf krijgt.

De begeleiding zoals die nu gaat ervaart werknemer als goed: de coach houdt rekening met zijn belastbaarheid. De werknemer zoekt samen met zijn coach naar vacatures (ongeveer tien bedrijven per twee weken). Hij geeft aan in een werksituatie behoefte te hebben aan een jobcoach die hem in het werk begeleidt. Daarnaast vraagt hij zich af of het huidige traject wel het juiste traject voor hem is. Aan de andere kant denkt hij niet dat een ander re-integratiebedrijf hem verder had kunnen helpen dan dat hij nu is.

Visie leidinggevende/werkgever van klant

De werkgever geeft aan dat werknemer over het algemeen naar behoren functioneerde. Wat wel opviel, was dat hij steken liet vallen (zoals vergeten om artikelen af te rekenen) als de situatie drukker en onoverzichtelijk werd.

De werknemer had voorafgaand aan zijn ziekmelding nooit geklaagd over stofproblemen en werkte gedeeltelijk in de hallen achter de winkel en gedeeltelijk in de winkel.

De steeds wisselende klantvragen bepaalden welke werkzaamheden waar moesten worden uitgevoerd. De werkzaamheden in de winkel en in de hal vielen niet van elkaar los te koppelen.

De ziekmelding kwam voor de werkgever als een totale verrassing. Hij was niet op de hoogte van de medische beperkingen van de werknemer. Pas na de ziekmelding gaf werknemer aan lang op zijn tenen te hebben gelopen en door te zijn gegaan totdat het echt niet meer ging. Na een onderzoek door een arbeidshygiënist heeft de werkgever een arbeidsdeskundig onderzoek laten uitvoeren. De door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige adviseerde om een re-integratiebedrijf in te zetten dat meer kan bieden dan alleen sollicitatietraining, vacatures zoeken, en dergelijke. Verdere specifieke uitleg ontbrak echter. De werkgever heeft dit niet nader uitgevraagd bij de arbeidsdeskundige en heeft een re-integratiebedrijf geselecteerd op basis van twee criteria:

  • het meest complete pakket aan mogelijkheden voor de werknemer en

  • gesitueerd in de directe woonomgeving van de werknemer. Hij is bij de selectie niet uitgegaan van de specialisatie van een re-integratiebedrijf aan de hand van de aandoening van de klant.

De werkgever kreeg een half jaar na de start van het tweede spoor re-integratietraject het gevoel dat de werknemer zich ten aanzien van zijn re-integratie onvoldoende inspande. Het re-integratiebedrijf weersprak dat en stelde dat zowel het bedrijf zelf als de werknemer proactief deelnamen aan een spoedige re-integratie.

De werkgever heeft het idee dat de re-integratie nadien wel actiever werd uitgevoerd. Bovendien gaf de extra thuisbegeleiding een enorme verbetering. De werknemer gaf aan daarna “als een speer” te gaan.

Op advies van de arbeidsdeskundige heeft de werkgever een aanvraag voor een deskundigenoordeel ingediend bij UWV. Een directe aanleiding daarvoor kan de werkgever niet aangeven. De vraag van de werkgever is of het ingezette re-integratietraject voldoende is en ook voldoet. En wanneer dat niet zo is, wat moet hij dan nog meer doen?

Omschrijving van de beperkingen en mogelijkheden

De bedrijfsarts heeft aangegeven dat werknemer beperkingen heeft ten aanzien van:

Persoonlijk functioneren

De werknemer is aangewezen op:

  • een vaste, bekende werkwijze.

  • werk waarbij hij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen.

  • een voorspelbare werksituatie.

  • een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen.

  • werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken.

Aanpassing aan omgevingseisen

Stof, rook, gassen en dampen: beperkt ten aanzien van blootstelling aan stof, rook, gassen en dampen.

De werknemer is verder aangewezen op eenvoudig uitvoerend, productiematig werk, waarbij inschakeling van een jobcoach wordt geadviseerd. Verder geeft de bedrijfsarts aan dat werknemer gebaat is bij externe structuur. De verzekeringsarts acht de door de bedrijfsarts aangegeven belastbaarheid plausibel.

Resultaten werkplekonderzoek

Het betreft een bouwmarkt en aannemersbedrijf. De bouwmarkt heeft een gemiddelde bezetting van 21/2 FTE op de werkvloer (drie medewerkers). Op zaterdag wordt er gewerkt met zaterdaghulpen (en een vaste hulp). In het aannemersbedrijf werken twee werknemers.

Omschrijving eigen werk (uit: rapportage arbeidsdeskundig onderzoek):

Algemeen

De werknemer was werkzaam als algemeen medewerker en werkte in de twee hallen waar klanten materialen komen halen.

Taken

  • klanten helpen met laden en lossen.

  • verwerken (opbergen) van bouwmaterialen.

  • schoonhouden en opruimen van de hallen.

  • verwerken van afval(materiaal).

  • op maat zagen van materialen.

Belasting

  • vasthouden en verdelen van de aandacht.

  • doelmatig en zelfstandig handelen.

  • samenwerken.

  • werk met klantcontacten.

  • tocht (hallen en buiten).

  • stof, rook, gassen en dampen.

  • hand- en vingergebruik.

  • schroefbewegingen maken met arm en hand.

  • regelmatig reiken tijdens het werk.

  • torderen.

  • regelmatig buigen tijdens het werk.

  • duwen en trekken.

  • tillen en dragen.

  • regelmatig lichte en zware voorwerpen hanteren tijdens het werk.

  • lopen gedurende de werkdag.

  • knielen en hurken.

  • in gebogen en/of getordeerde houding werken.

Resultaten overig onderzoek door de arbeidsdeskundige

De door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige is van mening dat het re-integratiebedrijf voldoende doet om de werknemer weer aan het werk te krijgen. Tegelijkertijd ziet hij ook dat het de werknemer niet goed lukt om mee te werken, waarschijnlijk veroorzaakt door diverse aspecten, zoals werk (re-integratieactiviteiten), privéomstandigheden en zijn specifieke beperkingen.

Beschouwing en visie van AD UWV

Samenvatting van informatie (probleemdefiniëring)

De werknemer weet van zijn gevoeligheid voor stof en zijn ADHD. Daardoor kan hij het eigen werk van algemeen medewerker bij een bouwmarkt niet meer doen. Gezien de beperkingen en de geringe omvang van het bedrijf is het in de praktijk niet uitvoerbaar om taken uit zijn functie te halen en hem een aangepast, passend takenpakket aan te bieden. Bij de eigen werkgever is geen ander geschikt werk aanwezig. De vraag van de werkgever is of het ingezette tweede spoor re-integratietraject voldoende is en ook voldoet. Zo niet, wat moet hij als werkgever dan nog meer doen?

Knelpunten uit arbeidsdeskundig perspectief

De re-integratie verloopt in het eerste half jaar van het tweede spoor niet soepel. De werknemer ervaart dat de begeleiding te weinig aansluit op zijn medische klachten en bovendien ging de coach van het re-integratiebedrijf uit van meer zelfredzaamheid dan waarover de werknemer beschikt. De werknemer had daarom veel moeite om de opdrachten te maken die hij van de coach kreeg. Bovendien miste hij een goede structuur in de re-integratiebegeleiding. De werknemer stelt dat hij in deze periode diverse keren bij de coach heeft aangegeven dat hij er niet uitkwam.

Pas een half jaar later, na inschakeling van de thuisbegeleiding bij de re-integratie-activiteiten, is er verbetering te zien. Het re-integratiebedrijf lijkt dan meer inzicht te hebben verkregen in de beperkingen van de werknemer en de voorwaarden waaraan de arbeidssituatie moet voldoen. Sinds die tijd is er een actief zoekgedrag, maar de vraag is of dit gedrag altijd gericht is op het verkrijgen van passend werk. De poging bij een grondverzetbedrijf duurde bijvoorbeeld te lang en het is niet duidelijk in hoeverre deze werkervaringsplaats een reëel perspectief bood op een betaalde baan. En ook hier geldt dat het niet duidelijk is in hoeverre dit werk past bij de belastbaarheid van de werknemer.

Visie arbeidsdeskundige

De algemene indruk van de arbeidsdeskundige is dat (vooral in het eerste half jaar van het re-integratietraject) de begeleiding niet aansloot bij de aandoening van de werknemer. De begeleiding is sindsdien verbeterd. Op dit moment zoeken werknemer en de coach naar functies, waarbij er twijfel is of deze passend zijn.

Conclusies arbeidsdeskundige

De door de werkgever uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn onvoldoende omdat het ingezette traject zeker in het eerste halfjaar onvoldoende adequaat aansloot op de situatie.

Advies en vervolgstappen arbeidsdeskundige

Aangezien UWV bij de uitvoering van een deskundigenoordeel een toetsende rol heeft, kan en mag de arbeidsdeskundige van UWV vanuit zijn positie geen (specifieke) adviezen geven. De vervolgstap is dat werkgever een adequate re-integratiebegeleiding start, die beter aansluit bij de specifieke mogelijkheden van de werknemer.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document