Preventie- en re-integratieaanpak bij ADHD: wat werkt?
Samenvatting probleemdefiniëring / context voor de vragen aan de commentator

De arbeidsdeskundige heeft in deze casus het volgende dilemma:

Het moeten toetsen van de re-integratie-inspanningen van een werkgever met een medewerker met diagnose ADHD, terwijl onbekend is of er speciale re-integratiemethodes zijn voor deze doelgroep en of deze bewezen effectief zijn.

De arbeidsdeskundige van UWV komt bij de aanvraag van een deskundigenoordeel tot de conclusie dat de werkgever geen keuze heeft gemaakt voor een re-integratiebedrijf, dat zich heeft gespecialiseerd in de specifieke problematiek van de werknemer (ADHD). In het re-integratieplan tweede spoor blijkt niet op welke wijze er rekening wordt gehouden met deze aandoening van de werknemer. De werkgever heeft zich niet goed laten informeren over de voorwaarden om met deze specifieke problematiek te komen tot een succesvolle re-integratie. Tevens is het monitoren van een traject op kwaliteit en effectiviteit dan vrijwel niet mogelijk.

Pas na een half jaar, na de inschakeling van de thuisbegeleiding bij de re-integratie-activiteiten, is er verbetering te zien. Het re-integratiebedrijf lijkt dan meer inzicht te hebben verkregen in de beperkingen van werknemer en de voorwaarden waaraan de arbeidssituatie moet voldoen. Vanaf dat moment ontstaat er een actiever, maar geen effectiever zoekgedrag.

Achtergrond

De arbeidsdeskundige heeft de re-integratie-inspanningen getoetst op basis van de Wet Verbetering Poortwachter. Vastgesteld werd dat er geen adequate, op de persoon gerichte begeleiding is ingezet.

De re-integratie-inspanningsverplichting van de werkgever geeft aan dat deze afgestemd moeten zijn op de (beperkte) mogelijkheden van de werknemer (maatwerk) en niet moet bestaan uit de algemeen gebruikelijke begeleiding naar werk. Er moet met de gestelde beperkingen meer worden gelet op de aanwezige kwaliteiten en mogelijkheden van de werknemer.

Beoordeling

De arbeidsdeskundige van UWV heeft zich voor de beoordeling van de re-integratie-inspanningen vooral gericht op de inspanningen richting spoor twee, van zowel de werkgever als de werknemer.

Beoordeeld werden de inspanning en begeleiding van de coach, de beschikbaarheid van de coach, de structuur van de re-integratieopzet en de ondersteuning voor de thuissituatie. Dit laatste bleek niet tijdig te zijn opgestart. Verder heeft de arbeidsdeskundige twijfels over de afweging van de werkgever om de re-integratie vooral te richten op werkhervatting in spoor twee door een bedrijf in de directe omgeving van de woonplaats van de werknemer, in plaats van een specifiek op de aandoening van de werknemer gericht re-integratiebedrijf in te schakelen.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document