Mogelijke eerste gedachten voor oplossingsrichtingen | Arbeidsdeskundigen

Klachtcontingente re-integratie bij kanker
Mogelijke eerste gedachten voor oplossingsrichtingen

Algemene beschouwing

De arbeidsdeskundige heeft een opdracht ontvangen om het opschudmoment na het eerste ziektejaar te onderzoeken van een 55-60-jarige werknemer die langdurig verzuimt als gevolg van gezondheidsklachten. De werknemer vraagt arbeidsdeskundig advies om af te wijken van het advies van de bedrijfsarts over de duurbelasting tijdens haar re-integratie. De werknemer laat nadrukkelijk weten dat ze nog in behandeling is voor kanker.

De rol van de arbeidsdeskundige in deze casus kan zijn:

  • Arbeidsdeskundig adviseur (arbodienst of zelfstandige): arbeidskundige beoordelaar (passendheid eigen functie, of ander werk).

  • Re-integratieadviseur.

De arbeidsdeskundige stelt zichzelf de volgende vragen:

  1. Zijn er re-integratiemogelijkheden in de eigen functie, al dan niet met aanpassingen in taken en omstandigheden?

  2. In hoeverre is het relevant om over de diagnose kanker geïnformeerd te zijn en hierover kennis te hebben?

  3. Hoe moet ik handelen c.q. adviseren bij een significant meningsverschil over belastbaarheid tussen een werknemer en de bedrijfsarts?

Vraag 1. Zijn er re-integratiemogelijkheden in de eigen functie, al dan niet met aanpassingen in taken en omstandigheden?

De arbeidsdeskundige heeft zijn conclusie (niet geschikt voor eigen functie) gebaseerd op het oordeel van de medische belastbaarheid, zoals aangegeven door de bedrijfsarts. De arbeidsdeskundige weging richt zich met name op het verschil tussen het aantal te werken uren die de bedrijfsarts aangeeft versus de beleving van de werknemer. De verstrekte informatie in de casus, waarin de werknemer zegt ‘de ene dag alles aan te kunnen en de andere dag vrijwel niets’, is een zeer algemene uiting die weinig handvatten biedt om tot een gedegen re-integratieadvies te komen.

Naast een grondige taakanalyse van de te verrichten werkzaamheden, mist hier de vraag aan de werknemer: wat doe jij, of wat zie jij als oplossing om jouw re-integratie te bespoedigen? Dit had de arbeidsdeskundige onmisbare informatie verschaft over de beleving, motivatie en inzet van de werknemer in het re-integratieproces. Vervolgens zou de vraag kunnen worden gesteld: wat kan de werkgever voor jou doen om jouw re-integratie zo optimaal te laten verlopen? Door het stellen van deze twee vragen aan de werknemer wordt de betrokkenheid en deelname aan de oplossinggerichtheid voor de werknemer vergroot. Het kán namelijk zijn dat dit meespeelt in de opvatting van de werknemer dat ze niet aan de tijdcontingentie van de bedrijfsarts kan voldoen. Daarnaast levert dit voor de arbeidsdeskundige onmisbare informatie op die nodig is om tot een gesprek te komen tussen werknemer, werkgever én bedrijfsarts over de re-integratie.

Vraag 2 : Moet de arbeidsdeskundige geïnformeerd zijn over de diagnose kanker om hier een goed re-integratieadvies te kunnen geven?

Met de huidige inzichten en re-integratietips blijkt dat het van belang is dat het gaat om de diagnose kanker. De roadmap ‘Werkkracht bij kanker’ geeft aan dat tijd- en taakcontingente re-integratie pas aan de orde is ná de behandeling. Hierbij speelt, naast analyse van de werkzaamheden en de belasting hiervan, altijd de beleving van werknemer mee, in welke aandoening dan ook. Kanker valt tegenwoordig vaak onder de chronische aandoeningen. Maar hoewel hiervan zeer verschillende uitingen bestaan, blijkt ook ieder geval uniek. En zeker de beleving van iemand met kanker is zeer uniek. Daarom is het belangrijk dat dit in de weging wordt meegenomen.

Kanker blijkt in beleving vaak een zeer beladen diagnose, veelal geassocieerd met nooit meer kunnen werken of doodgaan. Niet in de laatste plaats lijkt ook de beleving van of misschien zelfs de persoonlijke ervaringen van de arbeidsdeskundige met kanker een belangrijke factor waarvan de arbeidsdeskundige zich bewust zou moeten zijn. Ervaart de arbeidsdeskundige zelf bijvoorbeeld een zeer vervelende situatie in zijn omgeving, dan zou dit van invloed kunnen zijn op zijn re-integratieadvies. De arbeidsdeskundige zal zich dus als professional bewust moeten zijn van zijn eigen beleving ten aanzien van kanker. Hij dient vanuit afstand – uiteraard naast een gedegen weging – de beleving van de werknemer moeten inventariseren om tot een gedegen professioneel advies te kunnen komen.

Vraag 3. Hoe moet de arbeidsdeskundige handelen c.q. adviseren bij een significant meningsverschil over belastbaarheid tussen een werknemer en de bedrijfsarts?

Deze vraag is zeer interessant, omdat dit vaak voorkomt, zeker daar waar de bedrijfsarts zich op relatief grote afstand (fysiek en/of organisatorisch) van de problematiek bevindt.

Het aanvragen van een second opinion of een deskundigenoordeel is altijd een (voor de hand liggende) optie. Door eerst een gedegen weging te maken, die goed beargumenteerd is, is het echter de vraag of van deze opties alsnog gebruik moet worden gemaakt. In deze casus is ingestoken op het verschil tussen het advies van de bedrijfsarts en de ervaring van de werknemer. Wellicht had een goede arbeidskundige weging, waarin de beleving van de werknemer was meegenomen, voorgelegd kunnen worden aan de bedrijfsarts, die daarop misschien wel zijn advies had aangepast. En misschien had een gedegen gezamenlijk re-integratieplan – na een goede analyse – de ‘strijd’ over de te werken uren wel overbodig gemaakt.

De vragen aan de werknemer – zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 – hadden meer zicht kunnen bieden op een oplossing hadden wellicht minder ‘strijd’ over de te werken uren met zich meegebracht. Het is dan ook zeer de vraag of deze strijd over uren de re-integratie gestagneerd heeft of dat dit komt door het ontbreken van een goede weging met daarin de beleving van werknemer. De arbeidsdeskundige kan daartoe een gesprek met alle betrokkenen organiseren: werknemer, werkgever, bedrijfsarts en arbeidsdeskundige.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document