Geobjectiveerde arbeidsdeskundige beeld-, oordeels- en besluitvorming bij het duiden van functies met het CBBS
Bijlagen

Bijlage 1 Gehanteerde bronnen en verwijzingen naar literatuur/richtlijnen/jurisprudentie.

1.Basisinformatie CBBS (versie 15-04-2013, bladzijde 41): Inhoudelijke afweging

De arbeidsdeskundige tracht altijd in eerste instantie zijn eigen oordeel te vormen. Hij baseert zich daarbij, behalve op de rapportage van de verzekeringsarts, ook op:

i. De informatie over de cliënt en het beeld dat hij van de cliënt heeft. Hij kan zich hiervoor oriënteren op:

a. de manier waarop cliënt het eigen werk uitvoerde;

b. de belasting van voorheen door cliënt uitgeoefende functies;

c. activiteiten die cliënt doorgaans privé onderneemt.

ii. Hoe hij de belasting in de functie ten aanzien van het betreffende beoordelingspunt weegt in de context van het geheel aan eisen die de functie stelt.

Er kunnen geen harde grenzen worden aangegeven voor de beoordelingsruimte van de arbeidsdeskundige. Die wordt namelijk voor een deel bepaald door de context van de individuele beoordeling. Er kunnen wel enkele gedragsadviezen worden geformuleerd die aangeven of overleg met de verzekeringsarts in het algemeen gewenst is:

  • als de ‘harde’ gegevens de arbeidsdeskundige doen concluderen dat de belastbaarheid bij de uitoefening van een functie daadwerkelijk wordt overschreden, terwijl hij op grond van andere overwegingen de functie toch als geschikt zou willen beoordelen, zal meestal overleg met de verzekeringsarts gewenst zijn;

  • als er sprake is van twijfel kunnen argumenten ontleend aan de hierboven onder i.a, i.b en i.c genoemde gegevens zodanig overtuigend zijn dat overleg met de verzekeringsarts weinig of geen toegevoegde waarde heeft;

  • als de ‘harde’ gegevens niet wijzen op een overschrijding van de belastbaarheid, maar het beeld van de cliënt in relatie tot de functiebelasting de arbeidsdeskundige doet overwegen de functie als niet passend te beoordelen, is overleg met de verzekeringsarts gewenst om tot een definitief oordeel te komen;

  • als de arbeidsdeskundige, ondanks de omstandigheid dat hij zelf overtuigd is van zijn oordeel, kan inschatten dat zijn oordeel bij anderen vragen kan oproepen, zal overleg met de verzekeringsarts in een aantal gevallen kunnen bijdragen aan versterking van de onderbouwing van het oordeel; dit geldt vooral als de arbeidsdeskundige voor zijn oordeel mede een beroep doet op eigen waarnemingen betrekking hebbend op de mogelijkheden van de cliënt.

Verder staat hier nog in dat elk besluit ten aanzien van de mate van arbeidsongeschiktheid een teambesluit is. Dat wil zeggen arbeidsdeskundige en verzekeringsarts beiden verantwoordelijkheid dragen voor het besluit. Terugkoppeling van het eindresultaat van de functieduiding vindt in elk geval plaats als de arbeidsdeskundige geen enkele functie heeft kunnen duiden, terwijl er volgens de verzekeringsarts sprake is van een meer dan marginale belastbaarheid in arbeid.

2. Standaard Professionele Eindselectie

Dit zijn richtlijnen ontleend voor de beoordeling van de geschiktheid van functies in relatie tot de krachten en bekwaamheden van cliënt. Deze richtlijnen geven aan wat in het arbeidsdeskundige rapport (Richtlijn rapporteren voor Arbeidsdeskundigen) moet worden vastgelegd. Samenvattend kan wat betreft de onderbouwing in het arbeidsdeskundige rapport worden gesteld dat de onderbouwing in het arbeidsdeskundige rapport inzichtelijk moet maken waarom bij déze beoordeling déze uitkomst een kwalitatief verantwoorde uitkomst is.

Geschiktheid voor de geduide functies is specifiek de taak en deskundigheid van de arbeidsdeskundige. Zie ook het Schattingsbesluit hoofdstuk 3, artikel 5. Het inschatten van de belastbaarheid is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts. Zie ook het Schattingsbesluit hoofdstuk 2, artikel 3 en 4. Het uitgangspunt voor de arbeidsdeskundige is dus de belastbaarheid zoals opgesteld door de verzekeringsarts, uiteindelijk bepaalt de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid.

3.Uitspraak RSV 1987, 131: CRvB, 12-12-1986, nr. AAW/WAO 1983/S497

Het is de specifieke deskundigheid en taak van de arbeidsdeskundige om arbeidsdeskundige conclusies uit de medische beperkingen te trekken.

4.Schattingsbesluit

Hoofdstuk 2. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek

Artikel 3. Doel verzekeringsgeneeskundig onderzoek

  1. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek strekt ertoe vast te stellen of cliënt ten gevolge van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ongeschikt is tot werken.

  2. Daarbij onderzoekt de verzekeringsarts of bij betrokkene sprake is van vermindering of verlies van lichamelijke of psychische structuur of functie, die vermindering of verlies van normale gedragingen en activiteiten en van normale sociale rolvervulling tot gevolg heeft.

  3. Tevens stelt de verzekeringsarts vast welke beperkingen cliënt in zijn functioneren in arbeid ondervindt ten gevolge van het verlies of vermindering van vermogens, bedoeld in het tweede lid, alsmede in welke mate betrokkene belastbaar is voor arbeid.

  4. De verzekeringsarts stelt bij een beoordeling van het duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, bedoeld in de hoofdstukken 1a en 3 van de Wajong, van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wajong, en van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, bedoeld in de Wet WIA, vast of de gevolgen van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling waardoor de cliënt ongeschikt is tot werken duurzaam zijn.

Artikel 4. Kwaliteitseisen verzekeringsgeneeskundig onderzoek

  1. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoet aan de volgende vereisten:

    1. de gebruikte onderzoeksmethoden, argumentatie, bevindingen en conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek worden schriftelijk vastgelegd;

    2. een door een andere verzekeringsarts uitgevoerd verzekeringsgeneeskundig onderzoek zal tot dezelfde bevindingen en conclusies kunnen leiden;

    3. de redeneringen en conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn vrij van innerlijke tegenspraak.

  2. De vaststellingen en het onderzoek, bedoeld in artikel 3, geschieden aan de hand van algemeen aanvaarde verzekeringsgeneeskundige onderzoeksmethoden die gericht zijn op het kunnen vaststellen van ongeschiktheid tot werken als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling.

Hoofdstuk 3

Artikel 5. Doel arbeidsdeskundig onderzoek

  1. Het arbeidsdeskundig onderzoek strekt tot vaststelling van:

    1. de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 18 van de WAO, zoals dit artikel luidt sinds 1 augustus 1993, artikel 2 van de WAZ en artikel 3:1 van de Wajong;

    2. volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Wajong;

    3. duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben als bedoeld in de artikelen 1a:1, 3:8a en 8:10b van de Wajong;

    4. volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA; of

    5. de mate van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 5 van de Wet WIA, en de beoordeling van wat iemand met arbeid kan verdienen, bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Wajong, en artikel 19aa, eerste lid, onderdeel b, van de ZW.

  2. Bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, d en e, wordt het maatmaninkomen per uur van cliënt vergeleken met hetgeen hij met arbeid kan verdienen.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document