Geobjectiveerde arbeidsdeskundige beeld-, oordeels- en besluitvorming bij het duiden van functies met het CBBS
Casus rapportage

Onderzoekskader / aanleiding onderzoek

Cliënt is een jonge man die werkzaam was als robotlasser bij een metaalbedrijf. Hij is medio november 2014 ten gevolge van een acute neurologische aandoening arbeidsongeschikt geworden. Zijn dienstverband voor bepaalde tijd eindigde twee weken later van rechtswege. Cliënt heeft aansluitend een Ziektewetuitkering ontvangen. Aanleiding van het onderzoek is de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (hierna te noemen EZWB).

Onderzoeksvraag

Is cliënt geschikt voor de maatgevende arbeid?

Wat is de verdiencapaciteit in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling?

Heeft de cliënt recht op voortzetting van de Ziektewet-uitkering?

Uitgevoerde Onderzoeksactiviteiten AD

  • Er heeft dossierstudie plaatsgevonden.

  • De arbeidsdeskundige heeft daarnaast:

    • telefonisch met de ex-werkgever gesproken;

    • met de cliënt in het bijzijn van zijn moeder gesproken;

    • het CBBS geraadpleegd;

    • overleg met de verzekeringsarts gehad;

    • telefonisch met de moeder van cliënt gesproken.

Visie cliënt

De cliënt is een jonge man van begin twintig, vader van twee jonge kinderen. Na zijn scheiding woont hij bij zijn ouders. Hij is alimentatieplichtig. Zijn werkervaring bestaat uit:

  • drie jaar constructiebankwerker/lasser bij een bedrijf dat bussen produceert. De cliënt is hier meteen na zijn opleiding gaan werken.

  • drie maanden robotlasser bij een internationaal bedrijf dat vrachtwagens produceert. Dit is tevens de maatgevende arbeid.

Tijdens het gesprek merkt de cliënt op dat hij de uitleg van de arbeidsdeskundige over de manier waarop de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsvindt niet kan volgen. Hij haakt tijdens het gesprek af. Dit is congruent met zijn huidige situatie, waarin hij moeite heeft met zijn geheugen en begrip, aldus zijn moeder.

De cliënt geeft aan dat hij veel moeite heeft in drukke omgevingen, zoals een winkelcentrum, supermarkt of restaurant. Hij raakt daar van slag, tot huilen toe, en moet dan soms een paar dagen bijkomen. De cliënt vertelt dat hij nog dagelijks moet rusten om de dag door te kunnen komen. Hij merkt ook op dat hij zich onzeker voelt over zijn toekomst . Hij heeft altijd hard gewerkt en heeft na de praktijkschool diverse lasopleidingen, allemaal op mbo-niveau 2, behaald. Nu is het onzeker of hij kan terugkeren in zijn beroep. De cliënt is heel gemotiveerd om in zijn eigen inkomen en dat van zijn twee kleine kinderen te kunnen voorzien.

Visie leidinggevende/werkgever

De werkgever heeft in een telefonisch gesprek over de inhoud van de maatgevende arbeid aan de arbeidsdeskundige aangegeven dat de werkzaamheden worden verricht in drieploegendiensten (inclusief de nacht). Dagelijks gelden er targets die gehaald moeten worden om de benodigde aantallen vrachtwagens te kunnen produceren. De cliënt produceerde als robotlasser diverse onderdelen die nodig zijn voor de assemblage van vrachtwagens. De werkzaamheden vinden plaats in een grote fabriekshal aan een productielijn. De taken van de cliënt bestonden zowel uit de bediening van de lasrobot (waaronder programmeren) als uit het handmatig verrichten van laswerkzaamheden die de robot niet kan verrichten.

Omschrijving van de beperkingen en mogelijkheden

De verzekeringsarts heeft de functionele mogelijkheden van de cliënt vastgesteld en weergegeven in zijn rapportage en functionele mogelijkhedenlijst (FML):

  • Er gelden beperkingen ten aanzien van stresserende werkzaamheden: het vasthouden en verdelen van de aandacht is maximaal de normaalwaarde. De cliënt is ook beperkt ten aanzien van zware fysieke belastingen en face-to-face-contacten, waarbij kans op conflicten bestaat. In verband met een verhoogd afbreukrisico kan er geen grote verantwoordelijkheid worden opgelegd aan de cliënt. Hij is aangewezen op werk dat geen hoge cognitieve eisen aan hem stelt, zonder multitasking in een prikkelarme omgeving.

  • Er geldt geen beperking ten aanzien van het aantal te werken uren, maar ’s avonds en ’s nachts werken is niet mogelijk.

  • Prognose: de verzekeringsarts heeft aangegeven dat de belastbaarheid op de langere termijn aanzienlijk zal verbeteren.

De arbeidsdeskundige heeft na het spreekuur met cliënt overlegd met de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige heeft tijdens het spreekuur gemerkt dat de cliënt veel moeite had om het gesprek te volgen. De cliënt begreep de mondelinge toelichting niet over de manier waarop de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsvindt, ook niet nadat de arbeidsdeskundige zijn uitleg ondersteunde met visuele informatie. De arbeidsdeskundige vraagt zich af – en ernstige twijfel overheerst – of de cliënt in staat is om mondelinge instructies of instructies via werktekeningen (zoals deze in productiefuncties aan de orde zijn) te begrijpen en uit te kunnen voeren. De cliënt heeft daarnaast opgemerkt dat hij dagelijkse rustperiodes nodig heeft, vooral op de dagen dat hij wordt overprikkeld.

De arbeidsdeskundige heeft ook verduidelijking gevraagd van de functionele mogelijkheden. Hierbij heeft de verzekeringsarts aangegeven dat met ‘prikkelarme omgeving’ een omgeving zonder veel geluid en fel licht wordt bedoeld. Voorbeelden van een prikkelrijke omgeving zijn onder meer een markthal, kantoortuin of drukke productieomgeving. De cliënt is niet in staat gelijktijdig verschillende handelingen uit te voeren. Evenmin kan van hem nu verwacht worden zelf uit te vinden hoe een handeling verricht moet worden en kan hij zelf geen oplossing voor een probleem bedenken.

De verzekeringsarts geeft aan dat werk dat aan de hand van schriftelijke voorbeelden of instructies kan worden uitgevoerd op dit moment juist goed bij cliënt past. De cliënt wordt alsnog beperkt geacht voor beroepsmatig vervoer vanwege medicatiegebruik.

De verzekeringsarts ziet in het beschreven beeld van de arbeidsdeskundige ook geen aanleiding tot bijstelling van de functionele mogelijkheden van de cliënt ten aanzien van het persoonlijk functioneren of reden voor een urenbeperking.

Resultaten overig onderzoek door AD

De arbeidsdeskundige heeft de arbeidsmogelijkheden en verdiencapaciteit van de cliënt beoordeeld met behulp van het CBBS.

Maatgevende arbeid

De arbeidsdeskundige acht de cliënt niet geschikt voor de maatgevende arbeid. De belastbaarheid van de cliënt ten opzichte van de belasting in de functie wordt overschreden, omdat de cliënt niet ’s avonds en ’s nachts kan werken en de werkzaamheden in drieploegendiensten worden verricht. Bovendien vinden de werkzaamheden plaats in een rumoerige productieomgeving, terwijl de cliënt aangewezen is op een prikkelarme omgeving.

Gerealiseerde arbeid

De cliënt is niet werkzaam.

Gangbare arbeid

De geautomatiseerde voorselectie in het CBBS presenteerde 36 SBC-codes die leiden tot een verdiencapaciteit van ten minste 65 procent van het maatgevende loon. Toch concludeert de arbeidsdeskundige uiteindelijk dat geen van de functies passend is in relatie tot de mogelijkheden van de cliënt . Zo sluit een aantal functies niet aan bij het opleidings- en ervaringsniveau van de cliënt. Functies met klantcontact vinden vaak plaats in een prikkelrijke omgeving, waarbij sprake is van face-to-face-contacten met kans op conflicten. Dit betekent dat slechts een beperkt aantal functies overblijft. In deze functies worden in een relatief prikkelarme omgeving producten gemonteerd of samengesteld met behulp van een schriftelijk voorbeeld c.q. werktekening. Deze functies beschouwt de arbeidsdeskundige echter alsnog niet als passend.

Beschouwing en visie van AD

De maatgevende arbeid is in eerste instantie al ongeschikt bevonden.

Bij het onderzoek naar de theoretische verdiencapaciteit op basis van het CBBS ondervindt de arbeidsdeskundige het volgende dilemma. Van de 36 SBC-codes die de automatische voorselectie presenteert, resteert slechts een aantal functies die passen bij het opleidingsniveau van de cliënt en binnen de belastbaarheid zoals verwoord in de functionele mogelijkhedenlijst en de verzekeringsgeneeskundige rapportage. Hiermee zou de cliënt over een verdiencapaciteit van ten minste 65 procent beschikken en moet de Ziektewetuitkering worden beeindigd.

Het beeld dat de arbeidsdeskundige heeft gekregen van cliënt tijdens het spreekuur, ondersteund met het dagverhaal, leidt echter tot de overtuiging dat de cliënt nog niet in staat is tot het verrichten van arbeid. De cliënt blijkt bijvoorbeeld niet in staat te begrijpen hoe de beoordeling tot stand komt, hoezeer hij ook (zichtbaar) zijn best doet. De arbeidsdeskundige neemt waar dat de cliënt de uitleg niet begrijpt, ook niet bij herhaalde uitleg in zeer eenvoudige bewoordingen en met het gebruik van visuele ondersteuning in de vorm van eenvoudige tekeningen. De cliënt bevestigt ook desgevraagd niet te kunnen bevatten wat hem wordt uitgelegd. Hij verzoekt de arbeidsdeskundige zijn moeder te benaderen voor het vervolg van de beoordeling en het daaropvolgende telefonische contact over de uitkomst ervan.

Conclusies AD

De arbeidsdeskundige acht de cliënt ongeschikt voor de maatgevende arbeid. Er zijn daarnaast geen theoretische functies op grond waarvan de cliënt meer dan 65 procent van het maatgevende inkomen kan verdienen. De Ziektewetuitkering van de cliënt wordt daarom voortgezet.

Advies en vervolgstappen AD

De arbeidsdeskundige is van mening dat de cliënt zeer gemotiveerd is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, vooral voor zijn kinderen. Hervatting in de maatgevende arbeid is op korte termijn niet mogelijk, en waarschijnlijk op langere termijn ook niet meer. De cliënt lijkt zelf niet in staat te zijn te onderzoeken welke beroepsrichting past bij zijn mogelijkheden c.q. belastbaarheid. De arbeidsdeskundige meldt de cliënt aan bij een re-integratiebedrijf dat gespecialiseerd is in zijn aandoening voor een traject gericht op re-integratie en de ondersteuning bij het zoeken naar werk zal. Medio 2016 zal een Toets verbetering belastbaarheid tweede ziektejaar worden uitgevoerd.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document