Alhoewel de loonwaardemethodieken van AKC, Dariuz, VTA/DWI en UWV allemaal vertrekken vanuit dezelfde basisprincipes blijken alle methodieken zo hun eigen oorsprong en context te hebben. Daardoor geven ze verschillende inhoudelijke invullingen aan de basisbegrippen Tempo, Kwaliteit en Inzetbaarheid om de loonwaarde te bepalen. De inhoudsvalidatie in dit project richt zich op het bereiken van meer consensus over de inhoud van de begrippen Normfunctie, Tempo, Kwaliteit, Inzetbaarheid en Additionele kosten. In dit rapport worden expertconsensusdefinities gepresenteerd van deze kernbegrippen voor loonwaardebepaling (Normfunctie, Tempo, Kwaliteit, Inzetbaarheid en Additionele kosten).
Alle methoden gaan deze expertdefinities hanteren, zonder de oorsprong van de eigen methode te moeten los laten. Methoden zijn vrij om het meten van onderdelen van bijvoorbeeld Tempo met meer of andere variabelen te doen, mits ze de expertdefinitie geen geweld aandoen. Wel is het zaak dat de subbegrippen die door de diverse partijen (Dariuz, VTA/DWI en UWV) worden gebruikt zichtbaar gelinkt worden aan Tempo, Kwaliteit, Inzetbaarheid en Additionele kosten. Partijen zijn op die manier vrij om hun eigen gegevensverzameling vorm te geven. De gegevensverzamelings-methoden zijn wel onderdeel van het valideringstraject dat per loonwaardemethode vorm kan krijgen. De experts verwachten dat – als alle loonwaardemethoden uitgaan van de bereikte consensus over de vijf kernbegrippen en als zij hun gegevensverzameling helder linken aan deze definities van de begrippen – de uitkomsten van de loonwaardebepalingen uniformer worden. In het valideringstraject is met deze afspraken ook meer verklaring mogelijk waarom en waardoor per methode verschillen ontstaan ten opzichte van de vastgestelde standaard loonwaarden.
Zoals eerder vastgesteld is het doel van dit expert traject niet om tot één methode te komen. Wel is toegewerkt naar consensus over de definities van de vijf kernbegrippen. Methoden zullen op dat punt in het belang van vergelijkbaarheid en navolgbaarheid consensus moeten accepteren.
Onderstaand voorstel heeft een brede steun binnen de expertgroep en de praktische toepassing van deze afspraken wordt verder in het rapport toegelicht.
Definities van de basisbegrippen voor loonwaardebepaling | |
Reguliere normfunctie | Definitie: de functie die qua samenstelling van de werkzaamheden het dichtst tegen de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden van de werknemer aan ligt. Uitgangspunt bij het vaststellen van de normfunctie is dus het werk zoals de werknemer dit uitvoert en niet de functieomschrijving en de daarin beschreven werkzaamheden die in het bedrijf in algemene zin gelden. |
Tempo | Definitie: het (gemiddeld) aantal geproduceerde eenheden/diensten per uur, over een relevante periode, in vergelijking met het gangbare aantal geproduceerde eenheden/diensten per uur, over een relevante periode. Dit wordt uitgedrukt in een percentage van de output van de normfunctie. |
Kwaliteit | Definitie: het (gemiddeld) aantal geproduceerde eenheden dat direct bruikbaar is, omdat ze voldoen aan de gestelde kwaliteit, over een relevante periode, in vergelijking met het gangbare aantal geproduceerde eenheden dat direct bruikbaar is, omdat ze voldoen aan de gestelde kwaliteit, over een relevante periode. Dit wordt ook uitgedrukt in een percentage van de output van de normfunctie. |
Inzetbaarheid | Definitie: productieve tijd die direct gerelateerd is aan de mogelijkheden van de werknemer (denk aan extra wachten bij begeleidingstijd, instructietijd, controletijd, langere omsteltijd). Het gaat om de voorspelbaarheid van de netto productietijd van de werknemer. |
Additionele kosten | Definitie: additionele kosten zijn de extra kosten die de werkgever maakt om de werknemer met beperkingen te kunnen laten functioneren en de vastgestelde arbeidsprestatie structureel te laten realiseren. |