Korte situatieschets
In deze casus gaat het om een 35-jarige vrouw met een Wajong-uitkering als gevolg van een verstandelijke beperking. Zij werkt al dertien jaar bij dezelfde werkgever voor drie dagen per week (acht uur per dag). Zij beschikt hiervoor over diverse voorzieningen, waaronder loondispensatie en een vervoersvoorziening. De kosten van de door UWV verstrekte vervoersvoorziening zijn vier keer hoger dan de inkomsten.
Elke vijf jaar vindt er een herbeoordeling plaats.
Onderzoeksvraag in de oorspronkelijke casus
Heeft de werknemer nog recht op de vervoersvoorziening?
Conclusie van arbeidsdeskundige in casus
De arbeidsdeskundige heeft een afweging gemaakt tussen de kosten van de huidige vervoersvoorziening en de verdiensten van de werknemer. De arbeidsdeskundige concludeert dat er sprake is van disproportionaliteit en adviseert alternatieve oplossingen. De arbeidsdeskundige adviseert de huidige vervoersvoorziening binnen één jaar te beëindigen.
Kennis- en leervragen
Het overheidsbeleid is de laatste jaren sterk gestoeld op het idee dat zo veel mogelijk mensen participeren in betaald werk. Betaald werk voor iedereen is de norm en de inclusieve arbeidsmarkt het ideaal. Tegelijkertijd is de positie van mensen met een arbeidshandicap op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren verslechterd. Zij hebben niet alleen moeite met het vinden van werk, maar ook om het werk te behouden. De vraag is hoe we een meer inclusieve arbeidsmarkt kunnen organiseren, waarin mensen duurzaam aan het werk blijven. Dit leidt tot de volgende drie vragen:
Onder welke condities mag een voorziening – binnen het bestaande beleid – disproportioneel zijn?
Hoe zou een arbeidsdeskundige werkwijzer voor het bepalen van disproportionaliteit van voorzieningen eruitzien, die bijdraagt aan een meer gelijkluidende beoordeling bij soortgelijke gevallen?
Welke disproportionaliteitswegingscriteria verdienen heroverweging in het licht van de inclusieve arbeidsmarkt?