De ex-werkgever in deze casus is als ERD ZW verantwoordelijk voor de re-integratie van cliënt. De ex-werkgever heeft de uitvoering van de Ziektewet uitbesteed aan een casemanagementbureau. De ex-werkgever en cliënt hebben geen contact meer met elkaar; de externe casemanager onderhoudt alle contacten. De arbeidsdeskundige in deze casus staat voor de taak om de arbeidsmogelijkheden van de cliënt te beoordelen. Op het moment van het arbeidsdeskundig onderzoek is cliënt al geruime tijd uit dienst.
De casuswerkgroep vindt het opvallend dat de ex-werkgever zich in deze casus op afstand houdt. De arbeidsdeskundige heeft tijdens het re-integratieonderzoek alleen contact met de externe casemanager. Het casemanagementbureau is de opdrachtgever van de arbeidsdeskundige. De casemanager treedt op als spreekbuis voor de ex-werkgever en stelt dat er bij de ex-werkgever geen formatieruimte is om cliënt te herplaatsen. De visie van de ex-werkgever is bij de arbeidsdeskundige onbekend. Contact opnemen met de ex-werkgever is geen onderdeel van de opdracht.
In principe geldt: loopt het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte af, dan stopt de re-integratieverplichting van een werkgever bij einde dienstverband. De Werkwijzer Poortwachter maart 2017 stelt dat een ex-werkgever, die ERD ZW is, ook na einde dienstverband verantwoordelijk blijft voor zowel de 1e als de 2e spoor re-integratie:
Werkwijzer Poortwachter UWV 24 maart 2017, pagina 15:
Eigenrisicodrager Ziektewet (ERD ZW)
De eigenrisicodrager Ziektewet is op dezelfde wijze als iedere andere werkgever verantwoordelijk voor re-integratie van zijn (ex-)werknemer in het eerste en het tweede spoor. Na het einde van het dienstverband zet hij de re-integratie voort alsof de werknemer nog bij hem in dienst is. Voor een herplaatsing in aangepast eigen of ander werk binnen de eigen organisatie kan het noodzakelijk zijn om het dienstverband te verlengen of opnieuw een dienstverband aan te gaan.
Dus: om de arbeidsmogelijkheden van de ex-werknemer in deze casus conform richtlijnen in kaart te brengen, moet zowel naar de mogelijkheden bij de ex-werkgever als naar de mogelijkheden op de arbeidsmarkt worden gekeken.
In dit licht vraagt de casuswerkgroep zich af of de wijze waarop de arbeidsdeskundige dit onderzoek uitvoert, adequaat is. In de vraagstelling van de casus wordt immers met geen woord gerept over de mogelijkheden in ander werk binnen het 1e spoor. Het is aan de arbeidsdeskundige om die vraagstelling te beantwoorden. Reikt de verantwoordelijkheid van de arbeidsdeskundige niet verder dan alleen het beantwoorden van de vraagstelling?
De casuswerkgroep bekruipt het idee dat de arbeidsdeskundige in deze casus met een bijna onmogelijke opdracht heeft te maken. Want de ex-werkgever lijkt niet voornemens om de ex-werknemer opnieuw in dienst te nemen. En het casemanagementbureau, de opdrachtgever van de arbeidsdeskundige, en daarmee de broodwinner van deze zelfstandige arbeidsdeskundige, wil antwoord krijgen op de vraagstelling. Hoe leg je dan aan de ex-werkgever uit dat hij, wanneer hij vasthoudt aan de vraagstelling in dit onderzoek, niet voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen? Daarmee loopt de ex-werkgever immers het risico op een verlengde doorbetalingsverplichting van de ziektewetuitkering van maximaal 52 weken.
De Gedragscode van de SRA stelt onder andere dat de arbeidsdeskundige bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed arbeidsdeskundige in acht neemt en daarbij handelt volgens de professionele standaard. Volgens de casuswerkgroep komt dit er onder meer op neer dat een arbeidsdeskundige zowel gevraagd als ongevraagd advies mag geven, met respect naar alle betrokken partijen toe.