Toelichting
Een belangrijk onderdeel van de methodiek is ervoor zorgen dat alle betrokkenen zich vrij van verwachtingen opstellen. Dat is heel ingewikkeld, omdat iedereen vol verwachtingen en oordelen zit (docenten, jobcoaches, arbeidsdeskundigen, werkbegeleiders, ouders, etc.). Door verwachtingen te hebben, creëer je bij de ander echter een neiging/druk om daaraan te voldoen. De ander heeft dan een probleem als hij er niet aan kan voldoen. Dat begrenst de ontwikkeling en daardoor worden mensen uitgesloten. Als je vrij van verwachtingen werkt, hoeft de ander niet meer met jouw verwachtingen bezig te zijn. Dat levert ruimte op. Mensen gaan dan eigen keuzes maken vanuit een eigen behoefte.
Wij zitten direct in een oordeel, omdat we zo associatief zijn in ons denken. De vraag is echter niet wat je ervan vindt (oordeel), maar wat er gebeurt. Dat is een procesvraag en daar kun je een processtap op laten volgen. Hoe meer je je hiervan bewust bent, hoe makkelijker het wordt om het gedrag en proces centraal te stellen en niet het resultaat. De uitdaging is om te leren waarnemen los van onze verwachtingen en waarden. Het gaat hier om de niet-wetende grondhouding van de arbeidsdeskundige: het perspectief van de klant onderzoeken en daarbij aansluiten. Daarbij helpt het om bij de eerste emotie in de ‘verwondering’ te blijven. De Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven (2012) zegt hierover:
Verwondering is een denkhouding die niets als vanzelfsprekend ervaart. Het is de kinderlijke blik op de wereld, waardoor we onbevangen vragen kunnen stellen bij alles wat we zien, horen, voelen en ruiken.
Door ons te verwonderen leren wij iets over wie we zijn in verhouding tot de wereld waarin wij leven.
Wanneer wij ons overgeven aan de verwondering, gaan we een avontuur aan waarvan de uitkomst ongewis is.
De methodiek is vrij van verwachtingen, maar niet verwachtingen-loos. Als je aan de voorkant vertrouwen geeft, kun je namelijk de ontwikkeling volgen. Je kunt daar sturing aan geven door verwachtingen om te zetten in wederzijdse afspraken. Daarover kun je onderhandelen en dat is meer gelijkwaardig.
Vertrouwen geven betekent overigens niet dat je ook vertrouwen krijgt. Er kan bij de cliënt wantrouwen en weerstand zijn door faalervaringen in het verleden. Niet bang zijn voor afwijzing is daarom een belangrijke basisvaardigheid van de arbeidsdeskundige. Dit betekent ook dat je niet op de relatie gaat zitten om vertrouwen te krijgen. Vertrouwen van de cliënt is namelijk geen noodzakelijke voorwaarde om te kunnen beginnen. Ook zonder vertrouwen kun je een goed gesprek voeren en afspraken maken die nagekomen worden.
KADER 7.1 WERKINSTRUCTIES
Bespreek welke verwachtingen betrokkenen van de cliënt hebben, hoeveel ruimte ze geven en hoe ze verwachtingen kunnen omzetten in wederzijdse afspraken.
Blijf bij je verwondering (eerste emotie), dan blijf je vrij van verwachtingen en oordelen.
Neutraliseer je verwachtingen door ze te toetsen. Zeg bijvoorbeeld: ‘Dit maakt op mij de indruk dat..., bedoel je dat ook?’ Of: ‘Dit is wat je zegt en dit is wat je doet. Klopt dat met wat je wilt?’
Ga vervolgens na of er een afspraak over te maken is. En blijf de gemaakte afspraken steeds helder met elkaar communiceren. Anders blijven het verwachtingen.
Maak onderscheid in afspraken die eigenlijk spelregels zijn (zoals op tijd komen, ziekmelden) en verwachtingen die je kunt omzetten in afspraken.
Maak je los van de verwachting dat je altijd iets moet doen. Ruimte geven kan ook een oplossing zijn. Dat is de kunst van het niets doen.
Wees niet bang voor afwijzing. Ga niet op de relatie zitten en hard werken om het gevoel te krijgen dat je wordt vertrouwd.
Ga niet uit van ziektebeelden, want die sturen je om op een bepaalde manier naar gedrag te kijken. Dat is een valkuil. Hoe een ziektebeeld zich manifesteert is persoonsafhankelijk.
Je kunt wel achteraf nagaan of het gedrag is te verklaren door de kennis die je van het ziektebeeld hebt.