Vraag 3: Wat is de waarde van welk instrument voor een arbeidsdeskundige?
De casusgroep heeft een aantal instrumenten uitgezocht waarvan ze graag de gebruikswaarde wilde weten:
Werkscan
Scan Werkvermogen Werkzoekenden
VAR2
Participatie Gericht Interview
De beheerders of ontwikkelaars van deze instrumenten is gevraagd ze te boordelen op een gestandaardiseerd basisschema. Voor de vier genoemde instrumenten worden de reacties hierna weergegeven.
Beantwoord door drs. Tjeerd Hulsman, programmadirecteur AKC/projectleider leidraad arbeidsparticipatie.
Vraag 1
Zijn er methoden of hulpmiddelen voor de arbeidsdeskundigen beschikbaar die ze kunnen inzettenvoor de beeld- en oordeelsvorming in het kader van een arbeidsdeskundig onderzoek, zodat ze een gericht en specifiek op de situatie van de werkzoekende geschreven advies kunnen geven aan de werkgever van deze persoon als het gaat om inkoop tweede spoor? Zo ja, welke?
Methodische werkwijze bij het opstellen van een arbeidsparticipatieplan en inkoop re-integratie tweede spoor met leidraad participatie
Het kader voor het inzetten van instrumenten
Focus op mogelijkheden
Bij arbeidsparticipatievragen, zoals die ook in spoor twee gelden, vormen de mogelijkheden en competenties van de werknemer, samen met de beleving van de werknemer van die mogelijkheden, de bouwstenen voor succes. Een spoor twee-advies is geen momentopname, zoals de claimbeoordeling.1 De focus ligt op wat mogelijk is: wat kan een werknemer zelf doen en wat moet er (nog) gebeuren om hem in staat te stellen arbeid te zoeken, te verwerven en te kunnen behouden? Dit kan in loondienstverband zijn of in een vorm van zelfstandig ondernemerschap. De arbeidsdeskundige objectiveert het werkvermogen en het werkzoekgedrag en specificeert wat er aan ondersteuning wenselijk is. Samen met de werknemer, aansluitend bij diens beleving, stelt hij een plan op om arbeidsparticipatie te realiseren.
Uitgangspunten
Arbeidsdeskundigen kunnen de leidraad Arbeidsparticipatie2 gebruiken als handelingskader bij het opstellen van een arbeidsparticipatieplan en advies inkoop re-integratie tweede spoor. Deze leidraad is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:
Bij de beeldvorming van de persoon wordt aangesloten bij de huidige situatie van de werknemer en diens eigen beleving.3
Bij het uitvragen van gegevens maakt de arbeidsdeskundige gebruik van vragenlijsten, checklists en gesprekstechnieken die primair aandacht besteden aan de kracht en mogelijkheden van de werkzoekende. Voordat de arbeidsdeskundige met de werknemer in gesprek gaat, vraagt hij eerst gegevens bij hem uit. Zo kan in het gesprek zo veel mogelijk direct worden aangesloten bij de kracht van de werkzoekende, de mogelijkheden die hij zelf ziet en eventuele drempels die hij ervaart.4
De werknemer wordt gestimuleerd om zo veel mogelijk zelf actie te ondernemen en wordt daarbij, waar nodig, ondersteund.5
Coaching en ondersteuning worden op maat aangeboden: niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk.6
Het arbeidsparticipatieplan en arbeidsparticipatieadvies geven een concrete omschrijving van het arbeidsparticipatiedoel, van de gewenste kenmerken van de arbeidscontext, wat de werknemer daarvoor zelf kan en gaat ondernemen en welke facilitering daarbij nodig is.7
Een (globale) kosten-batenanalyse – de verwachtte opbrengst in verhoudiging tot de gevraagde investeringen – is waar wenselijk onderdeel van het advies.8
Gemeenschappelijk werkproces
Deze zes uitgangspunten van de Leidraad Arbeidsparticipatie zijn onder meer geformuleerd op basis van de literatuur uit de voetnoten 1 t/m 8. De Leidraad Arbeidsparticipatie zet vooral in op het methodisch in kaart brengen van de kracht en mogelijkheden van de werknemer en zijn situatie. Het is een dynamisch proces van informatieverzameling, waarin in dialoog met de werknemer een onderbouwd oordeel ontstaat over de re-integratieactiviteiten die het beste bij die werknemer en zijn omstandigheden passen.9 Waar mogelijk maakt de arbeidsdeskundige hierbij gebruik van bewezen (gevalideerde) methodieken en gesprekstechnieken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende factoren die van invloed zijn op de situatie van de werkzoekende in spoor twee. Dat gebeurt onder andere met behulp van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) en het begrippenkader en de Scan Werkvermogen Werkzoekenden. Dat leidt tot een geobjectiveerde beeld- en oordeelsvorming, met als resultaat een realistisch trajectplan met concrete stappen op weg naar het re-integratiedoel. Naast de re-integratieactiviteiten bevat het advies een oordeel over de aard en intensiteit van de begeleiding/coaching en het type re-integratiebedrijf dat daarbij past.
ICF en begrippenkader
Bij het methodisch in kaart brengen van de mogelijkheden van een werknemer wordt in de sociale verzekeringssector, de curatieve sector en bij paramedici steeds vaker het conceptuele kader van de ICF gebruikt. In de ICF staat het functioneren van een persoon in zijn maatschappelijke context centraal. Dit uitgangspunt sluit goed aan bij het in kaart brengen van werkvermogen en de arbeidsparticipatiemogelijkheden. De vorm en inhoud van de arbeidsparticipatiemogelijkheden worden namelijk ook sterk bepaald door de maatschappelijke context en de arbeidsmarkt. Met de door de ICF geboden denkwijze en het bijbehorende begrippenkader kan het functioneren van een persoon systematisch worden beschreven in samenhang met alle factoren die invloed uitoefenen op zijn functioneren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de lichamelijke en psychische functies (negatief: stoornissen), activiteiten (of door het individu ervaren beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten) en de hiermee samenhangende maatschappelijke participatiemogelijkheden.
De ICF beschrijft de mogelijke relaties tussen verschillende componenten die betrekking hebben op de gezondheid van een werknemer en de mogelijkheden om te participeren in de maatschappij. Participeren in arbeid maakt daar onderdeel vanuit. Per werknemer kan de schakering van relevante factoren anders zijn.
Op het functioneren van de mens zijn van invloed (zie ook het ICF-schema):
aandoeningen/syndromen/medische diagnose;
externe factoren: de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven;
persoonlijke factoren: individuele kenmerken die geen deel uitmaken van de functionele gezondheidstoestand.
De invloed van externe en persoonlijke factoren op het functioneren kan belemmerend of stimulerend werken op (arbeids)participatie. De ICF kent een gemeenschappelijk begrippenkader en indelingskader naar ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’. De invulling van de begrippen ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’ is nog in ontwikkeling. De omschrijvingen die in de Leidraad Arbeidsparticipatie staan, zijn gebaseerd op de documentatie van dr. Yvonne Heerkens e.a., aangevuld met andere bronnen.
Het gaat bij persoonlijke factoren dus om de feiten én de beleving, zowel arbeids- als niet-arbeidsgerelateerd. Het gaat bij externe factoren ook om de feiten én beleving, zowel arbeids- als niet-arbeidsgerelateerd.
Samenvattend: de ICF neemt de activiteiten die een persoon kan verrichten, met inachtneming van de aandoening/stoornis, als uitgangspunt en stelt dat deze in combinatie met persoonlijke en externe factoren bepalend zijn voor zijn arbeidsparticipatiemogelijkheden. Met het ICF-schema kan worden geordend:
welke activiteiten een werknemer kan verrichten, rekening houdend met de beperkingen in het verrichten van activiteiten. Hierbij gaat het zowel om het functioneren thuis als buitenshuis in de maatschappij;
welke persoonlijke factoren van invloed zijn op het maatschappelijk participeren op onder meer de arbeidsmarkt;
welke externe factoren van invloed zijn op het maatschappelijk participeren op onder meer de arbeidsmarkt.
Met deze manier van werken kun je in combinatie met bijvoorbeeld Participatie Gericht Interviewen of het gebruik van de Scan Werkvermogen Werkzoekenden ee n mooi geobjectiveerd beeld krijgen van de situatie van de werkzoekende.
Vraag 2
Welke instrumenten kunnen bijdragen aan een goede beeld- en oordeelsvorming voor spoor twee-mogelijkheden van een weknemer met beperkingen? Welk instrument is in welke situatie en waarvoor bruikbaar?
Het AKC heeft in 2012 onderzoek laten doen naar de bepalende factoren bij werkzoekenden voor het kunnen krijgen van werk. De onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), UMC Groningen (UMCG) en Astri hebben in deze studie het veel gebruikte ASE-model (Attitude, Subjectieve normen, Eigen effectiviteit) (Fishbein & Ajzen. Theory of Planned Behavior) gehanteerd. Motivatie en attitude ten opzichte van werk worden gemeten door vragen die alle determinanten van het ASE-model omvatten. Het ASE-model verklaart de intentie achter iemands gedrag.
Scan Werkvermogen WerkzoekendenOm het ASE-model verder toe te spitsen op de context van arbeidsparticipatie en om een werknemer zelf te kunnen bevragen over zijn beleving, attitude, subjectieve normen en effectiviteit als het gaat om het krijgen van werk is de Scan Werkvermogen Werkzoekenden ontwikkeld.
De Scan Werkvermogen Werkzoekenden (SWW) heeft de volgende doelen:
De scan geeft werkzoekenden een beeld van hun actuele individuele situatie. Ook geeft de scan werkzoekenden inzicht in de factoren die het vinden van ander werk kunnen belemmeren of bevorderen.
De scan geeft richting aan het zoekgedrag van werkzoekenden (met prioritering) en de effectiviteit van het zoekgedrag.
De scan stimuleert de individuele verantwoordelijkheid van werkzoekenden.
De scan zet aan tot het zelfstandig, of met ondersteuning, opvolgen van geformuleerde acties.
De scan heeft de potentie om de kwaliteit en effectiviteit te vergroten van de dienstverlening van de professionals die de scan toepassen.
Basis
De Scan Werkvermogen Werkzoekenden vormt een belangrijke basis voor het op een methodische en gevalideerde manier in kaart brengen van de situatie en mogelijkheden van de werknemer als het gaat om arbeidsparticipatie. Het totale model achter de Scan Werkvermogen Werkzoekenden ziet er als volgt uit:
Basismodel Scan Werkvermogen Werkzoekenden (werkvermogen en werkzoekgedrag)De vragenlijst van de Scan Werkvermogen Werkzoekenden bestaat uit drie onderdelen:
Persoonskenmerken: hierin worden standaardgegevens gevraagd van de werknemer. Ook wordt gevraagd naar zijn arbeidsverleden.
Werkvermogen: met deze vragen scoren werknemers hun eigen beleving van het werkvermogen.
Werkzoekgedrag: de manier van werk zoeken: deze vragen geven inzicht in de werkzoekintenties en het feitelijke zoekgedrag in de afgelopen periode.
De drie onderdelen van de Scanvragenlijst leveren samen de input voor het gesprek dat is gericht op het opstellen van een plan spoor twee. De arbeidsdeskundige (of een andere gekwalificeerde professional) kan tijdens het gesprek ingaan op de factoren die de werkzoekende als bevorderend dan wel belemmerend ervaart bij het vinden van werk en de mogelijke oorzaken van een slecht/matig werkvermogen. Deze werkwijze is te gebruiken bij alle werkzoekenden in Nederland – met of zonder ervaren gezondheidsproblemen – die de taal voldoende beheersen en over voldoende zelfstandigheid beschikken.
Centrale begrippen van de SWW
De centrale begrippen uit de Scan Werkvermogen Werkzoekenden zijn, samengevat:
Werkvermogen
Werkzoekintentie
Manier van werk zoeken (werkzoekgedrag)
De signaalgebieden voor werkvermogen
De Scan Werkvermogen Werkzoekenden verstaat onder werkvermogen meer dan de mate waarin een werknemer zowel fysiek als mentaal in staat is om passend werk uit te voeren. Werkvermogen wordt dan ook breder geïnventariseerd dan vraag 8 van de Work Ability Index (WAI). De WAI geeft namelijk niet aan wat de oorzaken zijn van een matig of slecht werkvermogen. Daarom bevat de Scan Werkvermogen Werkzoekenden signaalgebieden. Deze signaalgebieden meten de beleving van de werknemer en de mate waarin hij zichzelf zowel fysiek als mentaal in staat acht om passend werk uit te voeren. De signaalgebieden die belangrijk zijn voor werkvermogen, zijn (zie ook de figuur Basismodel Scan Werkvermogen Werkzoekenden - werkvermogen en werkzoekgedrag):
zelfredzaamheid (4)
gezondheid (5)
vaardigheden/leerhouding (6)
thuissituatie (7)
leefstijl (8)
Deze signaalgebieden worden met de vragen in de Scan Werkvermogen Werkzoekenden via de eigen beleving van de werknemer in kaart gebracht.
De signaalgebieden voor werkzoekgedrag
Onder werkzoekgedrag verstaan we de intentie tot het zoeken van werk en de kwaliteit van het zoekgedrag (zie ook: feitelijk werk zoekgedrag). Motivatie en attitude ten opzichte van werk worden gemeten door vragen die de determinanten van het ASE-model omvatten. Op die manier kan het (intentionele) werkzoekgedrag in beeld worden gebracht. De signaalgebieden die belangrijk zijn voor werkzoekgedrag (zie ook de figuur Basismodel Scan Werkvermogen Werkzoekenden) zijn:
concessiebereidheid (1)
persoonlijk netwerk (2)
intentie, houding en gedrag (3)
zelfwaardering en zelfredzaamheid (4)
gezondheid (5)
Deze signaalgebieden worden met de vragen in de Scan Werkvermogen Werkzoekenden via de eigen beleving van de werknemer in kaart gebracht.
Voor het verdere gebruik van de Scan Werkvermogen werkzoekenden verwijzen wij naar de Leidraad Arbeidsparticipatie.
Ingevuld door Dr. Lex Vendrig, ontwikkelaar en eigenaar van het instrument | ||
Naam instrument: Var 2 | Keuze maken of invullen | Toelichting |
Doel instrument: | Beoordeling psychosociale arbeidsbelasting | |
Primair inzetbaar bij: |
| |
Is het instrument genormeerd? | Ja | |
Zijn er Nederlandse normen beschikbaar? | Ja | |
Wat is de range van de betrouwbaarheid (alpha) van de schalen? | .77 - .90 | |
Is er Nederlands validatieonderzoek uitgevoerd naar het instrument? | Ja | |
Beleving en beeldvorming van de cliënt uitgangspunt | Ja | |
Kracht en mogelijkheden van de cliënt uitgangspunt | Ja | |
Als zelfdiagnose in te zetten voor eerste gesprek | Ja | |
Gebruik in combinatie met gesprekstechnieken die primair aandacht geven aan de kracht van de cliënt | Ja, niet verplicht | |
Stimuleert en ondersteunt zelfregie | Ja | |
Concrete beschrijving van coaching en ondersteuning is het doel | Ja | |
Faciliteert een (globale) kosten- batenanalyse | Nee | |
Overige sterke punten van het instrument | - overzicht van alle antwoorden in rapport - concrete voorspelling verzuimrisico - balans tussen steun en stressoren wordt gemeten | |
Beschrijf minpunten van het instrument | Interpretatie van schalen vergt enige kennis van basale psychometrische begrippen | |
Waar is het instrument te vinden | ||
Ingevuld door Dr. Jerry Spanjer, ontwikkelaar van de PGI methode | ||
Naam instrument: | Keuze maken of invullen | Toelichting |
Doel instrument: | Het Participatie Gericht Interview (PGI) is een semi-gestructureerde gespreksmethode om gegevens te verzamelen die relevant zijn bij het opstellen van een participatieadvies. Het betreft niet alleen arbeidsparticipatie, maar ook maatschappelijke participatie. Doel is gegevens te verzamelen, zodat niet alleen een advies geven kan worden over de mogelijkheden om te participeren, maar ook om factoren te traceren die participatie in de weg staan. Drie belangrijke onderdelen die in kaart worden gebracht, zijn de mogelijkheden van de cliënt, de al aanwezige belasting en de motivatie. | |
Primair inzetbaar bij: |
| Eigenlijk bij alle. Meest volledig gebruikt bij meer complex en langdurig verzuim en daarmee komt het instrument het meest tot zijn recht bij spoor twee. |
Is het instrument genormeerd? | Ja/Nee | Nee. Het is een instrument om te inventariseren. Beeldvorming van ‘BOB’. |
Zijn er Nederlandse normen beschikbaar? | Ja/Nee | Is in Nederland ontwikkeld. |
Wat is de range van de betrouwbaarheid (alpha) van de schalen? | Noem laagste en hoogste alpha | Nvt |
Is er Nederlands validatie- onderzoek uitgevoerd naar het instrument? | Geen specifiek wetenschappelijk onderzoek. Wel face-validity en content-validity aannemelijk, omdat de methode is aangepast naar aanleiding van commentaar en feedback van arbeidsdeskundigen in meer dan veertig trainingsgroepen, waarbij de methode ook steeds in de praktijk werd gebruikt. De evaluaties waren steeds bovengemiddeld goed. | |
Beleving en beeldvorming van de cliënt uitgangspunt. | Ja, nadrukkelijk zelfs. | |
Kracht en mogelijkheden van de cliënt uitgangspunt. | Ja | |
Als zelfdiagnose in te zetten Voor eerste gesprek. | Daar is het niet specifiek voor bedoeld. DE PGI-methode kan deels omgezet worden in een vragenlijst en dan is deze wel in te zetten als zelfdiagnose. | |
Gebruik in combinatie met gesprekstechnieken die primair aandacht geven aan de kracht van de cliënt. | Gesprekstechnische vaardigheden zijn wel belangrijk bij deze methode, maar tijdens deze gegevensverzameling (beeldvorming) wordt niet specifiek aandacht aan de kracht van cliënt besteed met gesprektechnieken. Door de PGI worden wel alle knelpunten in kaart gebracht en na de PGI kan bijvoorbeeld motiverende gespreksvoering worden ingezet. | |
Stimuleert en ondersteunt zelfregie. | Na de PGI is het probleem duidelijk en dit stimuleert de zelfregie. | |
Concrete beschrijving van coaching en ondersteuning is het doel. | Nee. Doel is gegevensverzameling. De professional (arbeidsdeskundige) beslist dan of coaching en ondersteuning nodig is. | |
Faciliteert een (globale) kosten-batenanalyse. | Ja, per casus. | |
Overige sterke punten van het instrument | Duidelijke waardenvrije inventarisatie van alle aspecten die van belang zijn bij participatie. De cliënt staat hierbij centraal. | |
Beschrijf minpunten van het instrument. | Inventariseert alleen. Verbindt geen conclusies of oordeel aan de verzamelde gegevens. | |
Waar is het instrument te vinden? | Onder andere op het intranet van UWV en www.arbeidsdeskundigen.nl. |
- Prof. J.H.B.M. Willems. Project SMBA. Vrije gedachten over beoordeling. 25-03-2008. Pag. 50- S. Knepper. Participatiegerichte claimbeoordeling. pag. 133- Synthese projectgroep, De functie van de beoordeling, compensatie versus participatie. Pag. 194.
Leidraad Arbeidsparticiatie. NVvA/AKC november 2015. https://www.arbeidsdeskundigen.nl/
- Drs. P. Wesdorp, Dr. E. van Hooft, Drs. G. Duinkerken, Dr. R. van Geuns. Het heft in eigen hand. Sturen op zelfsturing. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen, november 2010.- Drs. R. Kemper, drs. S. de Visser, Drs. M. Engelen. Het verhaal van de klant. Mogelijkheden voor zelfsturing bij re-integratie. Research voor Beleid, in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen, oktober 2009.- Dr. F. Bennebroek. ‘Spelen met de zelfsturing van je werknemer’. SW-journaal.
- Prochaska, J.O., DiClemente & Norcross. ‘In search of how people change: Applications to addictive behaviors’. American Psychologist,47, 1992, 1102 - 1114.- AKC Onderzoekscahier 10. Scan Werkvermogen Werkzoekenden. AKC, november 2012.-AKC Onderzoekscahier 14. Methodisch vaststellen van secundaire factoren bij re-integratie. AKC, oktober 2014.
Zie voetnoot 1.
- Marianne Coenen-Hanegraaf, Ben Valkenburg, Jan van Arkel. Begeleid Werken. Trajectontwikkeling op basis van een individuele en vraaggestuurde benadering. 2012.- Bond, G.R. Drake, R.E. Beckker, D.R. (2008). ‘An update on Randomized Controlled Trials of Evidence Based Supported Employment’. Psychiatric Rehabilition Journal. Volume 31, nr. 4, 280-290.
- AKC Onderzoekscahier 14. Methodisch vaststellen van secundaire factoren bij re-integratie. AKC, oktober 2014.- Marianne Coenen-Hanegraaf, Ben Valkenburg, Jan van Arkel. Begeleid Werken. Trajectontwikkeling op basis van een individuele en vraaggestuurde benadering. 2012.
Er zijn nog (te) weinig gegevens bekend over de opbrengst van participatieplannen en de specifieke toegevoegde waarde van participatieplannen die zijn opgesteld door arbeidsdeskundigen. Dit zesde uitgangspunt is bedoeld om de basis te leggen voor informatie op basis waarvan de opdrachtgever een heldere afweging kan maken over arbeidsdeskundige adviezen. Deze informatie kan ook worden gebruikt om onderzoek te doen naar de verwachtte en de bereikte effecten.
Kemper D.R, de Visser S.M, Engelen M.W.H en E. Flapper. Naar de methodische diagnose: Een onderzoek naar de werking van diagnose-instrumenten bij re-integratie. Juni 2009.
10 WHO. ICF. International Classification of Functioning, Disability and Health. Geneva: World Health Organization, 2001. RIVM.Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health, ICF. Bilthoven: RIVM, 2002.Heerkens, Y.F., Ravensberg, C.D. van. Toepassingsmogelijkheden van de multiprofessionele International Classification of Functioning,Disability and Health (ICF) in de paramedische zorg. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; 2007.Gezondheidsraad. Beoordelen, behandelen en begeleiden: Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Den Haag:Gezondheidsraad, 2005.Yvonne Heerkens. Contextualfactors-ICF–2013-05.doc.Yvonne Heerkens, Dorine van Ravensberg, Hillegonda Stallinga, Marcel Post, Huib ten Napel, Marijke de Kleijn-de Vrankrijker. Personal factors in the ICF: Dutch analysis and approach. WHO-meeting, Brasilia 2012, poster C159.Yvonne Heerkens, Josephine Engels en Joost van der Gulden. Een pleidooi voor het gebruik van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) in de arbozorg. Pagina 69-82.