In deze casus wordt gezocht naar de verschillen in belastbaarheid bij het ouder worden van doofgeborenen en niet-doven. Is hierin een significant verschil waar te nemen, waardoor een disbalans in belasting en belastbaarheid op ouder wordende leeftijd regelmatig voorkomt bij deze oudere doven? Als bekend is wat de verschillen zijn, kan dan, rekening houdend met redelijkheid en billijkheid van de werkgever, worden gevraagd om meer en/of betere re-integratiemiddelen in te zetten om het werk passend te maken?
Knelpunt 1: Belastbaarheid
De bedrijfsarts geeft aan dat er diverse beperkingen zijn ten aanzien van horen, spreken, contacten onderhouden met collega’s, conflicthantering en samenwerken. Met deze beperkingen is het werk van kok niet geschikt, omdat hierbij veel gecommuniceerd moet worden met collega’s.
Cliënte ervaart geen beperkingen meer nadat zij behandeling heeft gezocht. Het lijkt er op dat zij weer in dezelfde situatie is als voor de ziekmelding. Wel geeft zij zelf aan niet terug te willen in het werk als kok omdat dit te belastend was. De beperkingen als gevolg van haar doofheid bestonden echter ook al voor de uitval. Ze deed haar werk, met begeleiding door een jobcoach, jarenlang naar behoren. Vanuit die optiek was een hersteldmelding op zijn plaats geweest. Dan was wellicht ook meer gekeken naar mogelijkheden voor aanpassing van het eigen werk of ander passend werk bij de huidige werkgever, eventueel met meer ondersteuning door een jobcoach.
Knelpunt 2: Re-integratie-inspanningen
De cliënte heeft hervat in ander werk bij een andere werkgever, als schoonmaakster en huishoudelijk medewerker. Dit lijkt beter aan te sluiten op haar beperkingen: ze hoeft veel minder te communiceren. Zij werkt wel veel minder uren tegen een lager loon. Als ze niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering wacht haar een enorme inkomensval. De vraag bij de werkhervatting is: in hoeverre is het de eigen keuze van cliënte geweest?