Cahier 25 – Volgend Sturen
8.3 Literatuur

Om de aanpak en axioma’s te onderbouwen, hebben we een beknopte literatuurstudie uitgevoerd. Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over de methodiek van Stichting Gezel (Volgend Sturen). Wel blijkt dat de aanpak (of onderdelen daarvan) goed aansluit bij een aantal veel gebruikte wetenschappelijke theorieën en modellen die bewezen effectief zijn. We gaan hieronder kort in op de diverse theorieën. In bijlage 6 worden deze nader toegelicht.

Integratief gedragsmodel en Capability Approach

Het integratief gedragsmodel van Fishbein & Ajzen (2010) gaat vooral over het willen, het kunnen en het belang van denken dat je het kunt. Het is een goed kader om methodisch vast te stellen wat er aan de hand is, welk perspectief de persoon heeft en waar het probleem precies zit (Blonk, 2018). Maar daar hoort wel een context bij die faciliteert, die het mogelijk maakt. Zo kunnen we volgens Blonk wel vaststellen dat ontwikkeling en opleiding het beste re-integratiemiddel zijn, maar als de reguliere opleiding niet aansluit bij de leerstijl van bijvoorbeeld lager opgeleiden, dan is opleiden geen bereikbare mogelijkheid en ontstaat er de facto ongelijkheid. Het gaat dus ook om in staat gesteld worden oftewel de context. Hier kan de Capability Approach het model van Fishbein en Ajzen aanvullen.

De methodiek van Stichting Gezel sluit hierbij aan: moeilijke taken ombuigen in uitvoerbare activiteiten, de opleiding aanpassen en zo nodig de omgeving betrekken heeft tot gevolg dat de zorgassistent doet wat hij of zij wil en kan.

Zelf-determinatie-theorie en sterke-punten-benadering

De zelf-determinatie-theorie (ZDT) van Deci & Ryan (1985; 2000) is net zoals het integratief gedragsmodel een brede theorie die veel aspecten uit de aanpak van Stichting Gezel kan onderbouwen. De theorie stelt onder andere dat de werkcontext groei van werknemers kan bevorderen door hun behoefte aan verbinding, competentie en autonomie te bevredigen. Wat daarbij helpt, is een ondersteunend werkklimaat, waaronder positieve feedback.

Dit laatste komt ook naar voren in de sterke-punten-benadering van Seligman & Csikszenmihalyi (2000), die net zoals de ZDT gegrond is in de positieve psychologie. In deze benadering ligt de focus op het optimaliseren van talenten, in plaats van het verbeteren van zwakke kanten van medewerkers. Onderzoek wijst uit dat medewerkers die relatief weinig positieve emoties ervaren nog het meest profiteren van de sterke-punten-benadering (Van Woerkom, 2011).

Deze positieve insteek is ook een belangrijk uitgangspunt bij Stichting Gezel. Samen zoeken naar de ruimte die groot genoeg is om te kunnen bewegen en klein genoeg zodat het veilig is. Als de cliënt vervolgens ervaart dat hij het kan en positieve reacties krijgt, bevordert dit de motivatie en komt er ruimte voor een volgende stap.

Interessant is dat de ZDT ook aangeeft hoe je mensen kwalitatief goed kunt motiveren, zelfs voor taken of activiteiten die eigenlijk weinig interessant zijn. Dit door ervoor te zorgen dat zij de taak of activiteit gaan zien en ervaren als iets van zichzelf en uit eigen beweging gaan doen (interne regulering). Bij Stichting Gezel gebeurt dit door samen te zoeken naar de ruimte voor groei, de cliënt zelf te laten kiezen en daarover een wederzijdse afspraak te maken.

Cliëntgerichte benadering en expectancy-conformation

Stichting Gezel heeft veel aandacht voor een benadering die vrij van verwachtingen is en zonder oordelen. Een onderbouwing van het belang hiervan vinden we onder andere bij:

  • De cliëntgerichte benadering van Rogers (2019). Rogers benadrukt het belang van een onvoorwaardelijke positieve grondhouding (unconditional regard). Dit wil niet zeggen dat je alles mooi en goed moet vinden van de cliënt, maar wel dat je de cliënt op een fundamenteel niveau accepteert. Dit uit zich bij Stichting Gezel bijvoorbeeld in de uitspraak: ‘We willen jou wel, maar je gedrag niet.’

  • Literatuur over stigmatisering (o.a. Van Weeghel et al, 2016). Expectancy-conformation houdt in dat onze aandacht uitgaat naar informatie die onze (meer of minder bewuste) vooroordelen bevestigt. Onze aandacht gaat veel minder uit naar informatie die onze vooroordelen niet bevestigt. Deze expectancy-conformation houdt bestaande stereotypen in stand en maakt het lastig om ze te veranderen. De neiging om verschijnselen of gedrag te interpreteren conform onze verwachtingen kan zelfs zo sturend zijn dat we verbanden gaan zien die er in werkelijkheid niet zijn.

Systeem- en communicatietheorie

De systeemtheorie gaat ervan uit dat een probleem altijd ontstaat binnen de context van de familie, de cultuur en de maatschappij als geheel. Het probleem is nooit helemaal te herleiden tot een enkele individuele factor. Daarom is het van belang om de familie en de omgeving (het systeem) van de jongere te betrekken bij een eventuele interventie. Dit sluit aan bij de axioma ‘Duurzame groei kan alleen plaatsvinden als de omgeving meeverandert’. Om dit goed te kunnen doen, stelt Stichting Gezel dat het van belang is om het systeem te helpen de verandering te accepteren. En daarbij telt de manier van communiceren. Watzlawick (2009) is een belangrijke representant van de systeem- en communicatietheorie. Hij stelt onder andere dat elke boodschap een inhouds- en een betrekkingsniveau heeft.

Tuckmanmodel

Het belang van een veilig groepsklimaat onderbouwen we met literatuur over groepsdynamica (Remmerswaal & Leijenhorst, 2020) en het fasenmodel van Tuckman (1988, 1998). De fasen van Tuckman zien we ook terug bij de opleidingsgroep van Stichting Gezel. Bijvoorbeeld de tumultueuze fase aan het begin en de performing fase als de groepsleden elkaar gaan helpen. De docent of begeleider sluit met situationeel leiderschap aan bij de fase waarin de groep verkeert om te zorgen voor de benodigde veiligheid. Ook de inzichten van Watzlawick (2009) over communicatie zijn hier van belang.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document