Cahier 25 – Volgend Sturen
8.1 Stakeholdersconsultatie

In een onlinebijeenkomst op 1 oktober 2020 hebben stakeholders de werking van de ToC bevestigd. De input van de stakeholders is verwerkt in de ToC. Hieronder gaan we in op de onderwerpen die tijdens deze bijeenkomst de meeste aandacht kregen.

Wetenschappelijke inzichten

De manier van begeleiden, zoals beschreven in de axioma’s, kan onderbouwd worden met wetenschappelijke inzichten, zoals het integratief gedragsmodel en de zelf-determinatie-theorie. Bevestigd werd dat mensen zich ontwikkelen als ze doen wat ze kunnen, als ze aangesproken worden op hun gedrag in plaats van de persoon, als ze positief bejegend worden en fouten mogen maken. Hun zelfvertrouwen neemt dan toe en hun perspectief wijzigt. In paragraaf 8.2 gaan we nader op deze en andere theorieën in.

Opleiden op maat

Veel zorgassistenten werd een mbo-2-opleiding afgeraden, omdat ze het niet zouden kunnen. Bij Stichting Gezel blijkt dat ze het wel kunnen, en dat ze vaak ook nog eens doorstromen naar mbo-3. Stakeholders bevestigen dat de mogelijkheid om de opleiding in hun eigen tempo te doen voor deze doelgroep belangrijk is. Dit is ook herkenbaar vanuit de TOP- en DOE-academies, een nieuw samenwerkings-verband tussen bedrijfsleven, speciaal onderwijs en de gemeente Rotterdam (www.topacademie.nl).Ook hierstartendedeelnemers meteen laagtoekomstbeeld en stijgen ze vervolgens boven zichzelf uit. Volgens de stakeholders gaat het erom een leeromgeving te creëren waarin de jongeren zich kunnen ontwikkelen naar vermogen. Die context kun je op verschillende manieren vormgeven.

Werknemerschap versus stage

De zorgassistenten zijn werknemers in een leerwerkbaan. Een stage is voor zowel de school als de zorgassistenten vrijblijvender. De betaalde baan zorgt ervoor dat zorgassistenten in een andere verantwoordelijkheidsmodus komen. Ze worden serieus genomen. Stakeholders zien die verantwoordelijkheidsmodus ook bij andere initiatieven. Bijvoorbeeld bij de STiP-banen in Den Haag, waar mensen heel ander gedrag zouden vertonen dan bij de zogenaamde brugplekken. Stakeholders geven aan dat het voor alle partijen wel duidelijk moet zijn dat de zorgassistent een werknemer is.

Groepsdynamiek

Stakeholders bevestigen dat het groepsproces een middel is om individuele ontwikkeling te realiseren. Het is belangrijk dat dit op een goede wijze wordt begeleid. De energie in de groep is namelijk heel bepalend voor het proces. De vraag is welke elementen in het groepsproces bijdragen aan de individuele ontwikkeling. Veiligheid is in elk geval een cruciale factor. Het gaat om een samenspel tussen het opbouwen van het groepsproces én individuele begeleiding.

In dienst nemen door de school is niet vanzelfsprekend

Stakeholders geven aan dat het niet voor iedereen duidelijk is dat het project twee jaar duurt en dat het niet vanzelfsprekend is dat de zorgassistent daarna bij de school in dienst komt. Dit kan nog meer benadrukt worden. De tijdelijkheid is volgens Stichting Gezel een essentieel onderdeel van het traject, omdat je niet weet hoe de ontwikkeling van de zorgassistent eruit gaat zien. Bovendien is het goed voor het maken van een eigen keuze (zelfregie, eigen verantwoordelijkheid nemen). Pas in het derde kwartaal van het tweede jaar krijgt de school de vraag of de zorgassistent in dienst kan komen. In de begeleiding komt er dan ook aandacht voor sollicitatievaardigheden. Zo nodig wordt een jobhunter ingezet.

Indirecte effecten

Er zijn ook indirecte effecten voor werkgevers. Het perspectief van veel schoolleiders en werkbegeleiders veranderde namelijk door de inzet van een zorgassistent in de klas. Zij werden enthousiast over de meerwaarde voor het personeel én de kwaliteit van het onderwijs. Dit blijkt ook uit onderzoek (zie kader 8.1).

KADER 8.1 TOEGEVOEGDE WAARDE ZORGASSISTENTEN VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS

Gezondheid

De zorgassistent neemt de leerkracht werk uit handen. Daardoor wordt de leerkracht ontlast, neemt de werkdruk af en is hij of zij soms letterlijk minder moe. Het kan daarbij zowel gaan om taken in de klas als om taken buiten de klas. Voorwaarde voor deze positieve effecten is wel dat de leraar het leuk moet vinden om de zorgassistent te begeleiden.

Motivatie

Leraren en schoolleiders halen vaak veel voldoening uit een succesvolle plaatsing. Het zien en ervaren dat de zorgassistent blij is, het goed doet en zich ontwikkelt, en daar zelf een bijdrage aan kunnen leveren, is van invloed op hun werkplezier. De motivatie neemt ook toe doordat ze minder werkdruk ervaren en/of omdat de plaatsing een positieve invloed heeft op de sfeer in het team.

Kwaliteit van het onderwijs

Doordat de leerkrachten en soms ook schoolleiders werk uit handen wordt genomen, hebben zij meer tijd voor hun kerntaken en neemt de kwaliteit van het onderwijs toe. Zo leidt de inzet van zorgassistenten in de klas tot extra aandacht voor kinderen die dat nodig hebben, kleinere groepjes bij werkjes, meer tijd voor de leerkracht om werk voor te bereiden en meer rust in de klas. Een andere belangrijke waarde is dat de kinderen leren omgaan met iemand die wellicht anders is. Opvoedkundig is het daarom goed voor de leerlingen. Ze zien dat mensen met een arbeidsbeperking capabel zijn en erbij horen.

Bron: Smit & van Vuuren, 2016; Smit, Wolswijk, Reijenga & Van Vuuren, 2016.

Veel scholen wilden de zorgassistent echter niet zelf in dienst nemen, ook al waren zij heel tevreden over hun functioneren. Welwillende schoolleiders liepen stuk op bestuurders die alleen naar de financiën keken. Via Stichting Gezel betaalden zij slechts € 300 in de maand. Stakeholders adviseren daarom om uit te gaan van reguliere financiering en regulier werkgeverschap. Of zoals een stakeholder het verwoordt: ‘Stichting Gezel heeft laten zien dat dat de inzet van de doelgroep rendabel is. Er is een manier waarop het kan. Dat is heel sterk, maar het werkgeverschap ligt op de verkeerde plek.’

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document