Algemeen
De arbeidsdeskundige kan deze handleiding gebruiken voor het opstellen van het Werkprofiel. Het werkprofiel bestaat uit vijf onderdelen:
eisen;
ontwikkelingsmogelijkheden en soort begeleiding;
context op en rond de werkplek;
waarden en normen op de werkplek (cultuur);
taken, werkzaamheden en arbeidsomstandigheden.
1. Eisen
Het onderdeel ‘Eisen’ gaat in op de krachten en bekwaamheden die de werknemer nodig heeft om de functie goed uit te kunnen oefenen.
Krachten
De arbeidsdeskundige beschrijft de functie aan de hand van de rubrieken van het zogenaamde belastbaarheidsprofiel. Ook legt de arbeidsdeskundige een link met de beperkingen van de werknemer. Deze beperkingen zijn door een arts vastgelegd in het belastbaarheidsprofiel. Dit profiel mag niet ouder zijn dan zes maanden en is in het bezit van de werknemer.
Daarnaast beschikken veel bedrijven over functieomschrijvingen van de in de organisatie aanwezige functies. De arbeidsdeskundige vraagt deze functieomschrijving op bij de werkgever (als dit nog niet is gebeurd). Daarnaast vraagt de arbeidsdeskundige aan de werkgever of er een risico-inventarisatie beschikbaar is van de functies binnen de organisatie. Hierin kan waardevolle informatie staan over belastende elementen binnen bepaalde functies of binnen de werksetting. De arbeidsdeskundige beschrijft alleen die items, waarbij de werknemer mogelijk coaching nodig heeft.
De arbeidsdeskundige kan de volgende richtvragen gebruiken bij zijn onderzoek:
Wat wordt gevraagd van het persoonlijk functioneren in de functie ten aanzien van de concentratie voor een taak? Is er bijvoorbeeld sprake van een dwingend werktempo? Te denken valt aan werk aan de lopende band of een rij mensen die geholpen moeten worden aan een kassa of balie.
Wat wordt gevraagd van het persoonlijk functioneren in de functie ten aanzien van de het kunnen verdelen van de aandacht? Zijn de werkzaamheden enkelvoudig van aard of moeten er meerdere handelingen of taken tegelijkertijd worden uitgevoerd? Te denken valt aan het controleren van goederen tijdens inpakwerkzaamheden of aan groenwerkzaamheden waarbij de werknemer tegelijkertijd op het verkeer moet letten.
Is er sprake van onverwachte situaties in de werksituatie, van deadlines of van piekbelasting?
Wat wordt gevraagd van het sociaal functioneren ten aanzien van lezen, zien en horen?
Wat is de aard van de werkzaamheden? Als het gaat om fysiek inspannende arbeid (zoals het verplaatsen van goederen in een magazijn), is het van belang om uit te werken om welke goederen het gaat, hoe zwaar de goederen zijn, over welke afstand de werknemer ze moet verplaatsen, of dit binnen of buiten gebeurt en of er bijvoorbeeld tilhulpmiddelen aanwezig zijn.
Bekwaamheden
Beschikt de werknemer over de benodigde beroepsopleiding voor de functie en/of de benodigde schoolse vaardigheden (rekenen, lezen, schrijven) voor het goed kunnen uitoefenen van de functie? Moet de werknemer met een pc kunnen omgaan? Kan de werknemer dit of is bijscholing noodzakelijk? Heeft de werknemer voor het uitoefenen van de functie een VCA-certificaat nodig, een heftruckdiploma, VAPRO etc.? Over welke competenties moet de werknemer minimaal beschikken om een goede start te kunnen maken in de functie?
2. Ontwikkelingsmogelijkheden en soort begeleiding
Het onderdeel ‘Ontwikkelingsmogelijkheden en soort begeleiding’ gaat in op ontwikkelingsmogelijkheden van de werknemer en de begeleiding door de werkgever.
Ontwikkelingsmogelijkheden
Welke ontwikkelingsmogelijkheden biedt de functie de werknemer op het gebied van vaardigheden en/of competenties? Zijn er mogelijkheden om door te groeien naar vakbekwaam medewerker, bijvoorbeeld door begeleiding van een vakbekwaam medewerker of door het volgen van bijscholing? Kan de werknemer zich binnen het bedrijf verder ontwikkelen of doorgroeien naar een andere functie?
Begeleiding door de werkgever
Welke begeleiding kan de werkgever de werknemer bieden direct na aanvang van het arbeidscontract en welke begeleiding kan de werkgever bieden ná de inwerkperiode? Is er een directe collega aanwezig die hierin een rol kan vervullen? Is er een leermeester aanwezig binnen het bedrijf? De arbeidsdeskundige beschrijft daarnaast de aard van het bedrijf. Wat is het product van het bedrijf c.q. de afdeling en hoe ziet het productieproces eruit? Biedt het werkproces ruimte voor flexibiliteit en/of aanpassing aan de werknemer? Beschikt het bedrijf over instructiefilms, inwerkprogramma’s, etc.?
3. Context op en rond de werkplek
Het onderdeel ‘Context op en rond de werkplek’ gaat in op het sociale netwerk van de werkplek en de arbeidsvoorwaarden binnen de sector en het bedrijf.
De arbeidsdeskundige geeft een beschrijving van het aantal werknemers binnen het bedrijf en/of de afdeling. Hoe is de verhouding mannen/vrouwen? Wat is de gemiddelde leeftijd van de werknemers? Werken deze mensen in dezelfde functie? Hoe zijn de hiërarchische verhoudingen? Is een meewerkend voorman of een direct leidinggevende aanwezig? Wat zijn de werktijden? Werken de collega’s voornamelijk voltijds of in deeltijd? Is er sprake van teamoverleg en/of individueel overleg met de werknemers? Hoe wordt het functioneren beoordeeld? Hoe vaak heeft de werknemer een voortgangs- c.q. een beoordelingsgesprek?
4. Waarden en normen op de werkplek (cultuur)
Het onderdeel ‘Waarden en normen op de werkplek’ gaat in op de alledaagse interactie binnen het bedrijf en de betekenissen, normen en machtsrelaties (ongeschreven regels).
Betekenissen
Wat zijn de visie en missie van het bedrijf? De arbeidsdeskundige kan hiervoor bijvoorbeeld de website van het bedrijf raadplegen. Hoe is de houding van de werkgever en de collega’s ten aanzien van betaalde arbeid voor mensen met een structureel functionele beperking voor arbeid? Heeft de werkgever al eerder een werknemer met een structureel functionele beperking (of arbeidshandicap) geplaatst binnen zijn bedrijf? Wat is de aard van het werk? In administratief werk staat netheid en stil werken bijvoorbeeld voorop, terwijl in dienstverlenende organisaties een goede communicatie (met klanten) belangrijk is. Hoe zit de onderlinge samenwerking in elkaar? Is de samenwerking uitsluitend instrumenteel met als doel het tot stand brengen van het product? Of is de onderlinge samenwerking ook gericht op de sociale contacten (het gezellig hebben met elkaar)?
Normen
Hoe zijn de omgangsvormen binnen het bedrijf? Wordt er veel of weinig gepraat tijdens het werk? Wordt er (in pauzes) voornamelijk over het werk gepraat of worden er ook privézaken besproken? Worden gevoelens en emoties gezien en getolereerd binnen het bedrijf? Wat zijn de formele en informele regels binnen het bedrijf? Wat is het gevolg van het zich niet houden aan een regel? Zijn er regels/eisen ten aanzien van de uiterlijke verzorging? Worden er buiten het werk activiteiten georganiseerd en zijn werknemers verplicht hieraan deel te nemen? Zijn er afspraken over overwerken, vakanties, verzuim etc.?
Machtsrelaties
Wie heeft in het bedrijf de formele zeggenschap? Wie heeft de dagelijkse leiding? Wie wordt de direct leidinggevende van de werknemer? Is deze leidinggevende aanwezig op de werkvloer? Zo niet, hoe kan de werknemer de leidinggevende bereiken?
5. Taken, werkzaamheden en arbeidsomstandigheden
Het onderdeel ‘Taken, werkzaamheden en arbeidsomstandigheden’ gaat in op de taken, werkzaamheden en arbeidsomstandigheden in relatie tot de wensen, motieven en reële perspectieven van de werknemer. Voorbeelden zijn:
De werknemer wil graag buiten werken. Is dit aan de orde in de functie?
Status is belangrijk voor de werknemer. Is dit aan de orde in de functie?
Daarnaast omschrijft de arbeidsdeskundige de kerntaken van de functie. Het gaat hierbij om een algemene omschrijving van de functie en de voornaamste werkzaamheden (maximaal drie). Verder gaat de arbeidsdeskundige in op de arbeidsomstandigheden: wordt er binnen of buiten gewerkt? Wordt er alleen gewerkt of met meerdere mensen in een ruimte? Wordt er met (gevaarlijke) machines gewerkt? Krijgt de werknemer te maken met onregelmatige werktijden? Etc.