Onderzoekskader/aanleiding onderzoek
In deze casus gaat het om een 35-jarige vrouw met een Wajong-uitkering als gevolg van een verstandelijke beperking. Zij werkt al dertien jaar bij dezelfde werkgever voor drie dagen per week (acht uur per dag). Zij beschikt hiervoor over diverse voorzieningen, waaronder loondispensatie en een vervoersvoorziening. De kosten van de door UWV verstrekte vervoersvoorziening zijn vier keer hoger dan de inkomsten.
Elke vijf jaar vindt er een herbeoordeling plaats.
Werknemer werkt voor een groot facilitair bedrijf. Zij brengt onder meer de lunches naar de vergaderzalen. Werknemer werkt drie dagen in de week acht uur per dag. De taxikosten zijn vier keer hoger dan de inkomsten. De inkomsten hebben geen invloed op de uitkering.
Onderzoeksvraag
Elke 5 jaar vindt er een herbeoordeling plaats: heeft de werknemer nog recht op deze
vervoersvoorziening?
Onderzoek
Overleg met moeder van de werkneemster
Overleg met de beslisser
Raadplegen Handboek UWV
Raadplegen interne UWV-systemen
Overleg met Stichting MEE
Overleg staf-AD
Uitgevoerde onderzoeksactiviteiten AD
Begin 2017 heeft de arbeidsdeskundige de werknemer een brief gestuurd met het verzoek om contact op te nemen. Na verzending van deze brief heeft de arbeidsdeskundige een gesprek gevoerd met de moeder van werkneemster. Er is arbeidsdeskundig overleg gevoerd en overleg met de afdeling Bezwaar & Beroep over de wetstechnische aspecten van een mogelijke beëindiging van de vervoersvoorziening. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige overlegd met Stichting MEE over de opstart van een mobiliteitstraining. Ook heeft de arbeidsdeskundige met de persoonlijk begeleidster van het Project Begeleid Wonen gesproken over de opstart van zo’n training.
Visie moeder van werknemer
Moeder vertelt dat dochter binnenkort het ouderlijk huis gaat verlaten. Dochter gaat begeleid wonen. Deze verhuizing levert de dochter veel stress op. Van het beëindigen van de vervoersvoorziening zou dochter nog meer van slag raken. Moeder geeft aan geen andere oplossingen te zien voor het vervoersprobleem en zij wil dat de huidige vervoersvoorziening wordt gecontinueerd.
Visie leidinggevende/werkgever van werknemer
Niet nader bekend, omdat de arbeidsdeskundige de werkgever niet heeft gesproken.
Omschrijving van de beperkingen en mogelijkheden
De arbeidsdeskundige heeft onderzoek gedaan naar het reisgedrag van de werknemer in het kader van de lopende vervoersvoorziening. De afstand van het woonadres naar het werkadres is met de auto zeventien kilometer enkele reis. Met het openbaar vervoer is het één uur en negen minuten met één overstap.
Stichting MEE heeft nog geen begeleiding opgestart voor de verhuizing van de werknemer. De arbeidsdeskundige heeft de begeleidster van het begeleid wonen project gevraagd een mobiliteitstraject op te starten om de werknemer zelfstandig te laten reizen.
Resultaten overig onderzoek door AD
De arbeidsdeskundige die in 2002 de beoordeling heeft uitgevoerd, concludeerde dat de werknemer zelfstandig een enkele reis van anderhalf uur kon afleggen. De conclusie was dan ook dat er geen sprake was van een vervoersprobleem. Bij een tweede aanvraag in 2004 oordeelde een andere arbeidsdeskundige zonder onderbouwing dat er een noodzaak was voor een vervoersvoorziening. Deze voorziening duurt tot op heden voort.
Op dit moment wordt er een mobiliteitstraining opgestart, omdat de arbeidsdeskundige van mening is dat de zelfredzaamheid op dit gebied nog niet voldoende is onderzocht. De individueel begeleidster van de werknemer (van het begeleid wonenproject) heeft aangegeven dat dit ook voor hen de hoogste prioriteit heeft.
Beschouwing en visie van AD
Gelet op de investering en opbrengst voor het UWV (de terugverdiencapaciteit op de uitkering) stelt de arbeidsdeskundige vast dat de taxikostenvergoeding disproportioneel is. De arbeidsdeskundige heeft geen argumenten gevonden om deze voorziening te continueren.
De arbeidsdeskundige vindt dat de afgelopen dertien jaar onvoldoende onderzoek is gedaan naar het recht op de vervoersvoorziening. Daarnaast mist de arbeidsdeskundige loonwaardeontwikkeling. Ook interventies gericht op zelfredzaamheid in het openbaar vervoer ontbreken.
De arbeidsdeskundige vindt de kosten van de huidige voorziening disproportioneel. Gezien de leeftijd van de werknemer (33 jaar) kan de vervoersvoorziening in theorie nog 34 jaar doorlopen. Dit betekent dat de kosten van de voorziening tot een half miljoen euro kunnen oplopen.
Conclusies AD
De werknemer komt niet meer in aanmerking voor een vervoersvoorziening, omdat de kosten disproportioneel zijn.
Advies en vervolgstappen AD
De arbeidsdeskundige adviseert de voorziening te beëindigen, met een uitlooptermijn van één jaar. De uitlooptermijn stelt de werknemer in de gelegenheid om vaardigheden te verwerven om zelfstandig gebruik te kunnen maken van het openbaar vervoer of om alternatieven te onderzoeken. Voor de arbeidsdeskundige zijn geen vervolgstappen aan de orde.