Hans Spigt en Tinka van Vuuren draaien alweer een aantal jaren mee bij het Arbeidsdeskundig Kennis Centrum (AKC). Hans is bestuursvoorzitter en Tinka begon ooit als lid van de visitatiecommissie, deed onderzoek en is nu voorzitter van de programma-adviescommissie (PAC). Hun wens? Arbeidsdeskundigheid als ‘de wegwijzer’ op de arbeidsmarkt, voor werkenden en niet-werkenden.
Beiden hebben hun sporen ruimschoots verdiend in de wereld van mens, werk en inkomen. Tinka van Vuuren is arbeids- & organisatiepsycholoog, werkt bij a.s.r./Loyalis als senior consultant en is bijzonder hoogleraar Vitaliteitsmanagement aan de Open Universiteit Nederland. Hans is wethouder Werk & Inkomen in Utrecht geweest en wethouder Sociale Zaken in Dordrecht. Ook was hij aanjager van de banenafspraak overheidswerkgevers en voorzitter van Jeugdzorg Nederland.
Hans, jij volgde in 2018 Monique Klompé op als voorzitter. Hoe heeft het AKC zich volgens jou ontwikkeld sinds die tijd?
‘Het AKC is de laatste vijf jaar steeds meer een breed toegankelijke kennisbibliotheek geworden. Niet alleen arbeidsdeskundigen, maar vele andere professionals, zoals klantmanagers bij gemeenten, weten ons te vinden. Dat zorgt voor kennisuitwisseling en uiteindelijk voor een verdieping van de arbeidsdeskundige beroepspraktijk voor mens, werk en inkomen.’
Tinka, ook jij bent in 2018 voor het AKC begonnen. Je was lid van de visitatiecommissie. Wat viel je destijds op?
‘Vooral dat het AKC een hele bijzondere club is met een grote maatschappelijke ambitie. Maar in dat maatschappelijk streven schoten ze hun doel ook een beetje voorbij. Een van de oorspronkelijke doelen is het vakgebied van arbeidsdeskundigheid een meer wetenschappelijke ondergrond geven. Maar de arbeidsdeskundigen voelden zich niet altijd gehoord te midden van de onderzoekers. Na een tweede visitatie in 2020/2021 heeft het AKC een flinke slag naar de praktijkprofessional gemaakt.’
De Programmaraad werd de programma-adviescommissie (PAC). Wat is het verschil?
Tinka: ‘De essentie is dat de PAC, bestaande uit wetenschappers, arbeidsdeskundigen, opleiders en vertegenwoordigers van beleid, het AKC-bestuur adviseert. Daarnaast is er ruimte gekomen om bottum-up te werken. Wij stimuleren universiteiten, onderzoeksbureaus en arbeidsdeskundigen om met eigen onderzoeksinitiatieven bij ons te komen. Daarnaast volgen wij onze eigen strategieagenda, vanuit waar wij zelf onderzoeken initiëren.’
Kun je iets vertellen over je onderzoeksrol voor het AKC?
Tinka: ‘Als onderzoeker heb ik samen met Aukje Smit verschillende thema’s bestudeerd, waaronder de methodiek “Volgend sturen” van de inmiddels gepensioneerde arbeidsdeskundige Frans Hoebink. Doel van ons onderzoek was het succes te achterhalen van zijn methode om jongeren die zich moeilijk kunnen handhaven op de arbeidsmarkt aan het werk en een opleiding te krijgen. Een prachtig voorbeeld van iets wat in de praktijk werkt, maar waarvoor nog geen wetenschappelijke onderbouwing was.
Daarnaast hebben we voor het AKC onderzoek gedaan naar age-isme. Age-isme is een verzamelnaam voor stereotypering, vooroordelen en discriminatie op basis van leeftijd. Uit dit onderzoek blijkt dat reframen, ofwel herkaderen of omdenken, een veelbelovende communicatiestrategie is om negatieve stereotypen over oudere werknemers tegen te gaan. Voor de Onderlinge Toetsing-groepen hebben wij vragen opgesteld over age-isme, ofwel: waar kun je het over hebben bij intervisie?’
Hans: ‘Uit het verhaal van Tinka blijkt wel dat de focus van het AKC steeds meer door de buitenwereld wordt beïnvloed. Niet al het onderzoek hoeft alleen fundamenteel wetenschappelijk te zijn ingestoken, juist praktijkgericht onderzoek willen we stimuleren. We willen dat meer mensen zich bemoeien met het werk van het AKC. Vandaar dat de PAC “open calls” stimuleert, waarmee professionals zich met een onderzoeksvoorstel bij ons kunnen melden. We beseffen ten volle dat onze wortels in de NvVA liggen en dat we daarmee altijd verbonden zullen zijn. Toch vraagt de hedendaagse en internationalere arbeidsmarkt van ons dat we een brede oriëntatie op het beroep stimuleren. Proactief onderzoeken initiëren, aanhaken bij andere professionals, bijvoorbeeld als het gaat om re-integratie, omgaan met mentale werkdruk of opereren vanuit een netwerk met meerdere professionals, dat zijn kwesties die mede van invloed zijn op de toekomst van de arbeidsdeskundige praktijk.’
Wat zie je nog meer in de toekomst gebeuren?
Hans: ‘Het mooiste zou zijn als we arbeidsdeskundige methoden en methodieken nog meer kunnen inzetten voor mensen die al heel lang niet gewerkt hebben of denken niet te kunnen werken. De arbeidsdeskundige kennis kan mensen zeker helpen om hun eigen kennis, vaardigheden en mogelijkheden optimaal te benutten. Hoe mooi zou het zijn als we deze expertise veel breder kunnen inzetten? Bijvoorbeeld ook voor mensen die al jarenlang een bijstandsuitkering hebben en voor wie maatwerk nodig is? Als ook zzp’ers een arbeidsdeskundig advies kunnen krijgen vanuit de gemeente of een werkcentrum? Arbeidsdeskundige expertise is daar nu nog vaak ondervertegenwoordigd.’
Met welke uitdagingen krijgt het AKC te maken?
Hans: ‘Er spelen zeker nog andere actuele thema’s, zoals armoede en bestaanszekerheid. Werkloos of ziek worden betekent vaak een enorme inkomensdaling, waardoor mensen de grip op hun leven kunnen kwijtraken. Zijn aanpassingen in het werk een alternatief voor arbeidsongeschiktheid? Hoe compenseren we verminderde loonwaarde en wat is de rol van werkgevers? Hoe ziet een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen eruit? We zullen onszelf nog veel vragen moeten stellen.
Een ander vraagstuk is technologie. Hoe zetten we bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie (AI) in voor een arbeidsdeskundig onderzoek? Er ligt al wel handreiking om hierin de juiste afwegingen te maken, maar op veel vragen hebben we nog geen antwoord. Het zou mooi zijn als iemand dit via een open call gaat oppakken.’
Tinka: ‘Wat ik ook als een uitdaging zie, zijn de voorstellen van de commissie OCTAS over hervormingen van de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Ik ben benieuwd hoe deze een vervolg gaan krijgen.’