Op initiatief van D66 en GroenLinks heeft de Tweede Kamer ingestemd met een wetsvoorstel waarin het recht op thuiswerken wordt vastgelegd. De wet zou gelden voor mensen die een baan hebben waarbij thuiswerken mogelijk is, zoals bij de meeste kantoorbanen het geval is. Naar verwachting zal ook de Eerste Kamer de wet goedkeuren.
Als dat achter de rug is, moeten werknemers die thuis willen werken daarvoor de mogelijkheid krijgen van hun werkgever. Als de werkgever dat niet wil, moet deze met gegronde argumenten komen. Dat de politiek juist nu met dit voorstel komt is niet zo gek. Immers, dankzij de coronacrisis hebben veel werknemers (en werkgevers) ervaren dat thuiswerken geen enkele belemmering hoeft te zijn voor uitvoeren van werkzaamheden. Uit onderzoek van detacheerder Visma Raet onder 1.250 werknemers blijkt dat een op de vijf medewerkers verwacht na de coronacrisis nog steeds overwegend vanuit huis te werken. Voor de coronacrisis was het aantal medewerkers dat overwegend thuis werkte slechts vier procent. Uitsluitend op kantoor werken gaat volgens een meerderheid van werkend Nederland (85%) niet meer gebeuren, maar uitsluitend vanuit huis ook niet (2%). Als het aan Nederland ligt, vinden we een gulden middenweg, die nu dus een wettelijke basis krijgt.